Of Christopher Blok nou een ode brengt aan zijn geboortestad Rotterdam, de hele rapscene op de hak neemt in een Punch Out Battle of een avondje House of Poets host in Kantine Walhalla; altijd prijkt die glimlach op zijn gezicht. Chris is een liefhebber met een absurd hoge dosis enthousiasme, een schrijver van het hongerigste soort. Zo vaak als hij op een podium staat, zo vaak is hij als toeschouwer in het publiek te vinden. Tijd om eens met hem in gesprek te gaan, vonden wij. Of beter gezegd: om hem eens aan het woord te laten. Want bij Christopher Blok hoef je de antwoorden er niet uit te trekken, zeg maar.
Tijdens de Grande Finale van 010 Says It All in De Doelen eerder dit jaar deed hij naar eigen zeggen één van zijn beste performances ooit. Hij bracht er zijn ode aan Rotterdam, de stad die hij met veel woordspelingen benadert als vrouw: “Ik was echt met De Rotterdame in gesprek. Normaal gesproken kun je mijn gelaatsuitdrukkingen zien als een reactie op het publiek – als ze los gaan, lach ik, bijvoorbeeld. Nu was alle communicatie die vanuit mijn gezicht of mijn lichaam kwam, gericht aan De Rotterdame. In plaats van dat ik mijn lines liet horen, was ik in conversatie met haar. Ik zat echt in díe dimensie van het performen. Het helpt dat het zo’n groot podium is, met lichten; je ziet het publiek bijna niet. Ik had De Rotterdame gevisualiseerd, ze zat daar in de zaal en ik richtte me op haar.”
Ook rond het naderende kampioenschap van Feyenoord afgelopen seizoen gebruikte Chris zijn thuisstad als inspiratiebron. Vlak voordat de klassieker tussen Feyenoord en Ajax plaatsvond, nam hij het in een battle op NPO Radio1 op tegen Ajacied Mike Warners. De video ging viraal en dat leverde hem prachtige reacties op: “Grote gespierde havenarbeiders die op straat in een rechte lijn naar je toelopen: Jij bent toch die gozer? Jij verwoordt wat ik al jaren voel. Na de kampioenswedstrijd ben ik met veel mensen op de foto geweest. Mensen die me knuffelden of de nieuwe Jules Deelder noemden. Zelfs vanuit Amsterdam kreeg ik positieve reacties. Ze vonden de inhoud niet zo tof, maar ze vonden wel dat ik de battle had gewonnen. Dat vind ik sportief van ze.” Lacht: “Ik denk niet dat wij in Rotterdam zo sportief zouden zijn als hij beter had geweest in die battle.” Of er ook minder positieve reacties waren? “Jazeker. Heel veel. Maar die lees ik niet.”
“Ik had een Picornie-line tegen Riemiks. Toen heb ik een telefoontje gehad van de harde kern van Ajax. Als ik die naam nog één keer in mijn mond zou nemen, zouden ze me komen opzoeken”
Dat je vervelende reacties soms beter links kunt laten liggen, leerde hij toen hij als battle-mc nog wel eens zijn opwachting maakte bij de Punch Out Battles: “Ik had een Picornie-line tegen Riemiks. Toen heb ik een telefoontje gehad van de harde kern van Ajax. Als ik die naam nog één keer in mijn mond zou nemen, zouden ze me komen opzoeken. Dat heb ik in die Radio1-battle dus gedaan en sindsdien word ik wel door wat F-Side-accounts gevolgd op Instagram, maar al die domme reacties lees ik niet. Ik refereer er ook alleen aan. Mijn mening over Picornie was dat ze hem juist niet dood hadden moeten slaan, want hij was de enige die bleef staan toen. Maar die negatieve shit… het enige goede wat ik daarin kan zien is dat ze langs de snelweg stonden zodat minder mensen er last van hadden.”
Van dergelijke bedreigingen is Chris niet onder de indruk: “Als zij hier iets negatiefs in zien, is dat hun opvatting. Voor Punch Out had ik een diss gemaakt naar diverse rappers. Ik had het over hitte spitten, en Flex de Hittespitter herkende daar zichzelf in. Terwijl dat enkel wordplay was met de line ervoor. Ik kende hem helemaal niet. En al zou ik hem wel bedoelen, was het geeneens een diss. Als mensen dat erin willen zien, moeten ze dat zelf weten.” Al zocht hij daar de controverse wel op, natuurlijk: “Ik weet dat ze dat niet leuk vinden, daarvoor doe ik het. In een battle moet je iemand wel een beetje op z’n hart stappen. En ik vind die grappen leuk. Ik ga mezelf niet censureren omdat anderen het misschien niet leuk vinden of verkeerd begrijpen.”
De enige die verder heeft gereageerd op die diss was Uniq. “Hij stuurde me privé-berichten op Facebook dat hij me zou komen opzoeken bij PunchOut. Ik keek juist altijd tegen hem op. Hij zat erin omdat ik respect voor hem heb. Kijk wat hij heeft bereikt, ik heb niet eens een liedje op YouTube staan. Het is niet eens als een echte diss bedoeld. Ik vind niet dat ik een betere rapper ben dan al die gasten. Ik ben een betere schrijver. De rest moet ik nog bewijzen. Dat voetstuk waar hij voor mij op stond, was gelijk weg. Ik houd van de competitie. Als Minithug een disstrack maakt, maakt hij een diss terug. Als Lange Frans stoer doet, maakt hij een diss terug. Lil Kleine, Ronnie Flex; iedereen disst ie. En tegen Chrissie wil hij geweld gaan gebruiken. Ik had juist van die veteranen verwacht dat ze me een paar figuurlijke stompen op mijn muil zouden geven op een beat. Dat ze even zouden laten zien dat die oude garde nog niet uitgerangeerd is.” Dat reactie verder uitbleef, is jammer, vindt Blok: “Daar deed ik het voor. Ik had wel gehoopt op tracks van gasten als Jiggy, Uniq of Winne. Ik wilde dat mensen weer disstracks naar elkaar gaan maken. Niet per se naar mij, maar ook onderling. Dat die competitie weer een beetje terugkomt. Hiphop heeft mijn ogen geopend voor de wereld. Het heeft me op filosofisch vlak ontwikkeld, maar ook op muzikaal vlak. Als schrijver heb ik me door hiphop kunnen ontwikkelen. Ik heb er ontzettend veel aan te danken, vooral omdat ik zo gedreven werd door die competitie.”
Harde lines, daar is voor Chris de liefde voor taal begonnen. Glunderend: “Vroeger had Negativ de lauwste line, daar werd overal over gepraat. Dan kwam Lange Frans met Testament en dan was dat de hardste. Toen kwam Tim VSOP, toen kwam Lost Rebels; telkens ging dat omhoog. Nu ik me verder heb ontwikkeld, is dat niet meer het enige aspect waar het om draait, maar die woordspelingen hebben me wel de hiphop in getrokken. Dat waren die special effects.” Al hoeft competitie voor Chris niet per definitie een disstrack in te houden: “Je kunt ook vriendschappelijk competen, dat je geïnspireerd raakt door iemand zijn teksten. Dat je iets hoort en dat je dan met iets wilt komen dat je als liefhebber beter vindt. Als je dat hebt, ga je ook omhoog, maar tegenwoordig zitten we in een diep dal. Teksten lijken nergens meer op. Er wordt over MDMA geschreven door kindjes van dertien. Het is niet geniaal, het is niet creatief en het heeft niets positiefs voor mij. Er zijn gelukkig mensen die zich wel blijven ontwikkelen: PerVerz, Fresku en Typhoon, bijvoorbeeld. Maar ik vind het jammer dat er in de commerciële muziek en op de radio zoveel negativiteit en oppervlakkigheid wordt gepredikt. Mijn missie is om die competitie terug te krijgen. Op alle vlakken, dus ook in spoken word. John Legend heeft een nummer, All On Me, elke line daarin is een fucking bar. Je kunt dus commerciële liefdesliedjes maken met skills. Dat kan gewoon.”
“Weet je hoe lang we tegen die deur hebben getrapt? Eindelijk zijn er wat mensen uit de spoken word-scene in de eliteratuur doorgebroken.”
Inhoud is de sleutel voor Chris. Hij betreurt dat veel mensen spoken word geen poëzie vinden. Daarmee doelt hij voornamelijk op ‘de oude garde’. “Er zitten wel een paar toffe lui tussen, maar veel dichters proberen hun gebrek aan content, omdat ze geen ene moer te vertellen hebben, te verhullen met abstractie. Er is te weinig zelfreflectie. Literaire personen die toffe dingen doen, worden gewoon uitgenodigd op een spoken word-event. Andersom zie je dat niet. Zij vinden ons geen dichters.” Gelukkig zijn er wel verschuivingen gaande op dat gebied. Dean Bowen zit in de jury voor de halve finale van het NK Poetryslam en Derek Otte is stadsdichter van Rotterdam: “Weet je hoe lang we tegen die deur hebben getrapt? Eindelijk zijn er wat mensen uit de spoken word-scene in de eliteratuur doorgebroken.” glimlacht Blok.
Waarom maakt hij zich eigenlijk zo druk om die verhoudingen? Spoken word bereikt zelf toch ook publiek? “Taal is taal en ook in de literatuur gebeuren toffe dingen. Ik heb net zoveel van literatuur geleerd als van hiphop. Stijlfiguren, perspectieven, chronologie. Hiphop was voor mij de weg naar de literatuur. Als Bukowski nog zou leven, zou hij ook naar hiphop hebben geluisterd. En natuurlijk, grammaticaal zal er vast wel eens wat mis zijn in spoken word, maar veel literaire dichters hebben ook nog het een en ander te leren. Als we niet zo uit de hoogte doen en met elkaar samenwerken, geeft dat een fantastisch aanbod in taal.”