‘Chamber Music’ is een boek over Wu-Tang zoals je nooit eerder gelezen hebt

25 Jaar nadat hun debuutplaat uitkwam is er het boek Chamber Music: Over de Wu-Tang (In 36 Stukken), dat in tegenstelling tot de eigen memoires van crewleden, nu zelfs in een Nederlandse vertaling uit is. Betekent dat, dat we te maken hebben met een niet te missen toevoeging aan elke Wu-bibliotheek, of is dit een schaamteloze cash-in voor onder de kerstboom? Wij checken het voor je.

Wu-Tang

Over weinig groepen binnen de hiphop is zo veel geschreven als over de Wu-Tang Clan. Niet vreemd, als je nagaat dat de groep niet alleen één van de meest invloedrijke acts binnen de pophistorie is, maar met zijn bijzondere mengeling van Chinese filosofie, Islamitische mystiek en Staten Island slang, ook nog eens voor een geheel eigen taal zorgde. Wu-Tang is een vocabulaire op zich; een mengvorm van stijlen en culturen die in al zijn rauwheid en idiosyncrasie, toegankelijk is in zijn ontoegankelijkheid.

Zodra je als luisteraar in de bredere context van Wu lyrics eenmaal een begrijpelijk ijkpunt gevonden hebt, beginnen de dominostenen in je hoofd om te vallen, en ontvouwt het hele, schitterende vlechtwerk zich. Dat voorwerk maakt dat liefhebbers zich al snel een soort ingewijden, bijna deel van de Clan zelf, voelen. Degenen die niet horen bij de “the dumb” die “mostly intrigued by the drum” zijn, maar horen wat er écht onder de oppervlakte van het verbale zwaardvechten gebeurt. En een zekere zendingsdrang is hen daarbij niet vreemd.

“Je vraagt je af voor wie dit boek nu precies bedoeld is.”

Dat lijkt ook een belangrijke motivatie te zijn voor Will Ashon, ex-muziekjournalist en oprichter van platenlabel Big Dada, bij het schrijven van Chamber Music: Over de Wu-Tang (In 36 Stukken). Het boek neemt het 25 jaar geleden verschenen debuutalbum Enter The Wu-Tang (36 Chambers) als uitgangspunt voor een reeks bijzonder diverse en diepgravende essays. Daarin wordt onder meer uitgebreid geanalyseerd wát de plaat precies zo goed maakt, zowel op het gebied van de beats, de lyrics en de negen verschillende stijlen van de rappers die op de plaat te horen zijn.

Wu-Tang

Op die momenten vraag je je als lezer soms wel af voor wie dit boek nu precies bedoeld is. Ashon bepleit zeer overtuigend de culturele waarde van het album, maar dat zal voor het overgrote merendeel toch preken voor eigen parochie zijn. Wu-Tang aanhangers die het boek oppikken uit  liefde voor de plaat, hoef je immers niet te overtuigen van de waarde ervan, terwijl mensen die de culturele waarde ervan sterk betwijfelen, waarschijnlijk geen boek gaan lezen om van het tegendeel overtuigd te worden.

Desalniettemin worden er in een aantal van die stukken wel degelijk interessante stellingen geponeerd, vooral wanneer Ashon van de gebaande paden afgaat en zijn eigen interpretaties op de vrije loop laat. Zijn analyse van Ol’ Dirty Bastard zijn niet te analyseren stijl is daarvan een mooi voorbeeld, maar het hoogtepunt is toch wel het stuk over Ghostface Killah.

“Het is een prachtverhaal dat naadloos aansluit op de stijl die Ghost uitdroeg”

Het begint met weinig meer dan een ‘gut feeling’, maar gedurende twintig pagina’s weet Ashon zijn ingeving dat het misschien wel helemaal niet RZA, maar juist Ghostface is, die daadwerkelijk aan de wieg van de Wu stond, en in het geniep de drijvende kracht in hun vroegste jaren was, zeer aannemelijk te maken. Of het klopt of niet doet er uiteindelijk nauwelijks nog toe; het is een prachtverhaal dat naadloos aansluit op de stijl die Ghost uitdroeg in de jaren dat hij enkel met een ijshockeymasker of panty over zijn hoofd in het openbaar gespot werd.

Ashon doet dat in de 35e ‘kamer’, en werkt zo naar een zinderende finale van het boek toe. Het feit dat de 36 hoofdstukken overigens ‘kamers’ heten, terwijl de titel Chamber Music wel onvertaald is gebleven, getuigt daarmee direct van het van het grootste mankement van het boek: de Nederlandse vertaling ervan.

Nu is het uiteraard geen te benijden klus om een boek dat zo diep put uit songteksten, en verwijzingen daarnaar, te vertalen naar een andere taal dan waarin die geschreven zijn. Neem bijvoorbeeld de volgende zin, over een populaire saxofoonsample: “In het Verenigd Koninkrijk kwam het […] bekend te staan als ‘het fluitketelgeluid’, wat maar bewijst dat alleen een natie van theedrinkers Public Enemy kon stuiten.” Het is een mooi voorbeeld van de onderkoelde, Britse humor van Ashon, waar helaas weinig van overblijft, doordat de overduidelijke verwijzing naar Public Enemy’s tweede album It Takes A Nation of Millions to Hold Us Back, compleet sneuvelt in de vertaling. Laat je die verwijzing echter onvertaald, dan wordt het lastig er ooit een lopende zin van te maken in het Nederlands.

“Wanneer de sociaal-economische rond het ontstaan van de Wu-Tang Clan in kaart worden gebracht, schittert dit boek als het lemmet van een scherp geslepen zwaard.”

Hetzelfde kan echter niet gezegd worden van het vertalen van Liquid Swords, die in zinsverband ineens “vloeibare zwaarden” worden; een vertaling die steekt als een sharp sword to the midsection. Maar ook tekstdelen die wél onvertaald blijven, leveren problemen op. Stukken songtekst worden regelmatig op zo’n manier in een zin geplaatst, dat er een grammaticale warboel door ontstaat, die in geen van beide talen natuurlijk aanvoelt. En wanneer Ashon zelf een zeldzame fout maakt, door de uit Philadelphia afkomstige gangstarap-pionier Schoolly D een “New Yorkse rapper” te noemen, wordt dit ook in de Nederlandse vertaling zonder blikken of blozen overgenomen. De didactische toon, en de vele retorische vragen die de schrijver daarin hanteert, voelen in de vertaling bovendien vaak wat hortend en stotend aan.

Toch valt er zelfs voor de meest doorgewinterde Wu-Tang afficionado een hoop te genieten in Chamber Music. Vooral wanneer de sociaal-economische omstandigheden rond het ontstaan van de Wu-Tang Clan in kaart worden gebracht, schittert dit boek als het lemmet van een scherp geslepen zwaard.

Enter The Wu-Tang (36 Chambers)

Zo wordt er een heel hoofdstuk geweid aan de opa van RZA, GZA en ODB: Fred Cuffee. Deze man was een stamlid van de Shinnecock indianen, een stam die zijn origine op Long Island heeft. Cuffee werd op jonge leeftijd verplicht naar de Carlisle Indian School te gaan, die als doel had om de Indiaanse cultuur uit te roeien, door hun studenten alles wat Indiaans was af te leren, en te vervangen met de waarden van witte, christelijke Amerikanen. De Shinnecock stam had zich echter al relatief vroeg in hun geschiedenis vermengt met de (nazaten van) bevrijde zwarte slaven in Amerika. Cuffee werd bij aankomst op de school direct naar huis gestuurd, omdat hij volgens de schoolleiding ‘teveel een neger’, en dus toch al geen ‘echte’ indiaan meer was.

Het bekrompen beeld van rassenpuurheid dat de Amerikaanse overheid hanteerde, heeft zo indirect veel leden van de Shinnecock ervan behoedt hun cultuur gedwongen af te moeten leren. De Shinnecock zijn daarom tot op de dag van vandaag nog altijd één van de florerende oorspronkelijke culturen van Noord-Amerika. Ashon betoogt dat hun cultuur gered is door hybriditeit, en trekt daarmee een logische parallel naar hiphop; op zichzelf al een hybride cultuur, waarin diverse (muzikale) tradities van de Afrikaanse diaspora, en de popcultuur en techniek van de 20e eeuw zich vermengen tot iets compleet nieuws. En Wu-Tang is daarin, met hun unieke mengeling van kungfu, religie, rap en meer, misschien wel de overtreffende trap.

“Voor smeuïge anekdotes over de beginjaren van Wu-Tang ben je bij Ashon aan het verkeerde adres, en dat is misschien maar goed ook.”

Er zijn nog veel meer bijzondere ‘kamers’ als die; een historie van het Shaw Brothers filmimperium uit Hong Kong, een blik op de realiteit van de crackhandel en Reagan’s ‘war on drugs’, en een visie op het ronduit bizarre onderzoek dat de FBI ooit instelde naar Wu-Tang als vermeende criminele organisatie, bijvoorbeeld.

Voor smeuïge anekdotes over de beginjaren van Wu-Tang ben je bij Ashon aan het verkeerde adres, en dat is misschien maar goed ook. Wie kan die namelijk beter opdissen dan de leden zelf? Ashon heeft zichzelf een heel andere taak toebedeeld: het cultureel-maatschappelijke landschap waarin Wu-Tang geboren werd, en de W-vormige krater die ze daarin sloegen, zo gedetailleerd en bevlogen mogelijk beschrijven. In die missie is hij geslaagd, met vlag en Wimpel.

Vrijdag 28 december om 17:00u duiken we bij HIJS samen Casper ‘Ghostman’ Knipscheer, DJ Sueside en Ciph Barker ook de 36 Chambers in, tijdens onze podcast HIJStakkies #3: 25 Jaar Wu-Tang. De opnames zijn gratis bij te wonen opnames vinden plaats in de centrale bibliotheek Rotterdam, Hoogstraat 110, vlakbij station Blaak.

Geplaatst door Jaap van der Doelen op 17 december 2018