Baby Bronks: ruimte en identiteit in een Parijse banlieue

Sarcelles, gelegen op vijftien kilometer ten noorden van Parijs, is gebouwd voor de nieuwe tijd van na de oorlog en zal radicaal met de geschiedenis breken. De gebouwen zijn er opgetrokken in moderne materialen als staal en beton, gestandaardiseerde productiemethoden zorgen voor een snelle en goedkope oplevering en het rationele ontwerp van de stadswijken moet de inwoners tot een gemeenschap kneden. De stad biedt op anderhalve vierkante kilometer onderdak aan ongeveer veertigduizend mensen. Sarcelles ontwikkelt zich echter volgens een, achteraf en vanuit beleidstechnisch perspectief beschouwd, verkeerd scenario. De jonge gezinnen met kinderen, die er in eerste instantie zijn gehuisvest, trekken weg en in de loop der jaren concentreren zich in de stad vele sociale problemen. Onveiligheid, criminaliteit, drugsgebruik, prostitutie, armoede, werkloosheid, xenofobie; beleidsnota’s en rapporten tonen Sarcelles als ‘quartier difficile’ of ‘terrain sensitive’, een exemplaar van de nieuwe armoede, zoals die in naoorlogse Europese complexen zou ronddolen.

Het verval van Sarcelles wordt grotendeels op het conto geschreven van een weerbarstige groep bewoners. Het gaat om zogenaamde tweede generatie jongeren, die in tegenstelling tot hun ouders in de stad zijn geboren en/of opgegroeid. Anders dan bijvoorbeeld de gettoïsering van Noord-Amerikaanse binnensteden wordt leeftijd, niet etniciteit, erkend als de belangrijkste factor in het verval van de banlieue. Jongeren, met name jongens (meisjes zijn in het publieke domein minder prominent aanwezig) vormen namelijk een dominante groepering in de cité. Ze zijn niet alleen de grootste leeftijdscategorie, maar maken zich ook op een nadrukkelijke wijze in de stad kenbaar. ‘Les beurs’, zoals sommigen van deze migrantenkinderen ook wel genoemd worden, gebruiken ‘obscene’ woorden en gebaren, lopen rond op trimschoenen en in trainingspakken, scholen samen op ‘verdachte’ plaatsen, schrijven teksten op muren en produceren ‘aanstootgevende’ rapgeluiden. Anders dan vaak voetstoots wordt aangenomen zijn deze uitingsvormen echter geen lege poses of kretologieën. De verbale en non-verbale teksten en beelden zijn onderdeel van een tekentaal, waarmee jongeren hun omgeving betekenis verlenen.

Deze scriptie laat zien hoe jongeren door middel van onder andere rap en graffiti een stad toe-eigenen, omvormen en inrichten. Rap en graffiti kunnen als folk utopia’s beschouwd worden, waarin jongeren hun verzet tegen de gevestigde orde formuleren en stileren. Met de identificatie met het getto, de vereenzelviging met andere marginale groeperingen, de symbolische revanche op autoriteiten en het voeren van een interne en onderlinge competitie roepen jongens een eigen discours in het leven. In deze (ver)tekening van de werkelijkheid vindt een opmerkelijke omkering plaats, waarin jongens mannelijkheid, geld, status, obsceniteit en illegaliteit hanteren als een vertoog om hun dominantie te claimen. Jongens keren zich hiermee tot de solidaire communitas van de eigen groep. Hier hervinden zij hun zelfvertrouwen, reputatie en waardigheid die hen in de reguliere maatschappij wordt ontzegd.

Auteur: Leeke Reinders