Hoe Little Brother de comeback van het jaar maakte met ‘May The Lord Watch’

Hoeveel groepen kunnen bijna tien jaar van het podium verdwijnen en dan de draad weer oppikken met één van de beste albums in hun discografie? Niet veel. Phonte en Rapper Big Pooh, oftewel Little Brother, lukt het wel. Comeback-album May The Lord Watch klinkt op het eerste gehoor alsof tweede album The Minstrel Show vorig jaar gedropt is, maar laat aan de aandachtige luisteraar een uniek en eigen, uniek perspectief horen. Dit is oude-lullen-hiphop in optima forma.

Little Brother - May The Lord Watch

Nog voor de eerste bar gerapt is, zet Little Brother een raamwerk voor het album neer. “You are watching UBN: U Black N****s network” zegt de stem die ons verwelkomt. Het past in de lijn die de groep (toen nog met 9th Wonder als derde lid) inzette op hun debuutalbum The Listening. Die plaat zette een fictief lokaal radiostation neer dat niet alleen de nummers van het album speelde, maar tegelijk een geslaagde satirische blik op hiphop gaf. Opvolger The Minstrel Show deed daar een flinke schep bovenop, door het geheel een conceptalbum te maken dat zich op een TV-kanaal afspeelde.

De stekelige grappen over de Amerikaanse popcultuur en de plek van zwarte entertainers daarin, bleken een brug te ver om het gehoopte mainstream-succes van hun eerste (en enige) major-label album binnen te slepen. Dat Phonte en Pooh anno 2019 direct terugstappen in het frame dat ze daarvoor optrokken, geeft aan dat zij lak hebben aan het commercieel falen van die plaat. Deze plaat is voor henzelf, en alle luisteraars onder wie de plaat in de jaren daarop alsnog een cultstatus verworven heeft.

Little Brother - The Minstrel Show

Toch is May The Lord Watch absoluut geen herhaling van zetten. In de tussenliggende jaren zijn beide heren bijna anderhalf decennium ouder geworden, en daarmee is hun perspectief op het leven veranderd. “After 35, the club’s a different kinda torment”, spit Phonte op Sittin Alone. Hij vertelt in de track hoe een vriend met hem wil vieren dat zijn zoon naar de universiteit gaat, terwijl hij zelf eigenlijk liever thuis was gebleven: “I took a flick and then I posted on my IG, yeah / It looked good but it was all lies like Fyre Fest”.

Ook Pooh deinst er op Right On Time niet voor terug om het glossy beeld dat mensen van zijn leven zouden kunnen hebben vakkundig omver te trappen: “I’m just trying to find a place / Doin’ Uber pickups, they don’t recognize the face / And that’s bittersweet / Trying to reconcile the fact that I never sleep”. Desalniettemin klinkt de plaat nergens depressief of melancholisch. Het is gewoon wat het is, zonder opsmuk. De producties zijn te warm om donker te worden, en de chemie op de mic is, in tegenstelling tot het voorlaatste album Leftback uit 2010, helemaal terug.

Little Brother - Leftback

“Flexin’ on an old bike I never forgot how to ride”, zegt Phonte treffend op opener The Feel. Zijn flow is daarbij opnieuw zo ongenaakbaar soepel, dat je bijna vergeet hoe technisch hoogstaand zijn schrijf- en spitwerk eigenlijk wel niet is.

Op het eerdergenoemde Right On Time trappen de rappers de verses voor elkaar af alvorens de mic door te geven. Dat soort wisselwerkingen heeft een geweldig effect, omdat zowel hun stemmen als flows genoeg verschillen om elke track direct dynamischer te maken, maar wel zo samenvallen dat ze nergens clashen. De manier waarop de klankkleur van hun stemmen elkaar versterkt, maakt hen meer dan de som der delen. En dat doet denken aan een ander roemrucht duo waar ze vaak al als erfgenaam van werden gezien: Q-Tip en Phife Dawg.

Laat het nu uitgerekend de dood van die laatste zijn, die uiteindelijk de breuk tussen de rappers lijmde. Producer 9th Wonder was ten tijde van de albums Getback en Leftback al uit de groep gestapt, en ook Phonte en Pooh groeiden uit elkaar in de jaren die daarop volgden. Van kwaad bloed was geen sprake, tot Pooh voor een bloedprop behandeld moest worden in het ziekenhuis. De beatmaker belde hem op, maar van zijn partner in rhyme kwam niets dan stilte.

“Ik had bijna dood kunnen gaan, en ik hoorde niks van hem. Dat droeg ik hem na”, vertelde Pooh in een korte documentaire over hun reünie op het AOC-festival. “De geschillen die we hadden, dat was gewoon stomme trots. Maar dit deed pijn.” Op 23 maart 2016 kreeg hij opnieuw een schok te verwerken, samen met de rest van de hiphopwereld. Phife Dawg van A Tribe Called Quest blies onverwachts zijn laatste adem uit.

“Ik zag Phife kort daarvoor nog, had hem pas nog gesproken”, zei Pooh. Hij besloot dat het leven te kort is om je aan rancune vast te klampen. “Dus ik stuurde ’Te een bericht: ‘Of we ooit weer praten en een band opbouwen; maakt niet uit. Ik wil je laten weten dat je altijd mijn broer blijft. Hou van je.” Phonte vertelde hoe het hem wakker schudde: “Je wordt ouder en hopelijk wat wijzer, en dan zie je de fouten die je gemaakt hebt.” Hij besloot zijn rapmaat op te bellen. Het gesprek zou uiteindelijk maar liefst vier uur duren.

A Tribe Called Quest: Q-Tip, Phife, Ali Shaheed Muhammad.

Plannen voor een reünie kwamen daarna al snel in een stroomversnelling. Een optreden volgde, waarna zij als duo aan een nieuw album gingen schrijven. Grote afwezige op May The Lord Watch is het derde groepslid 9th Wonder. De blauwdruk die hij op de eerste twee album achterliet, wordt echter nauwgezet gevolgd. Collega’s Khrysis, Focus, Nottz, Black Milk, Abjo, Devin Morrison, Blaaq Gold, en King Michael Coy nemen de beats voor hun rekening, en doen qua warmte niet voor hem onder met soulvolle vocal chops en een organische sound.

De geest van 9th vind je echter nog het meest terug in de sequencing daarvan. In plaats van dat Little Brother intro’s en outro’s vult met ad-libs, shout outs en jaartallen, vallen de meeste skits direct in op de beat zodra de laatste verse of hook geklonken heeft. In plaats van dat de skits zo het tempo uit de plaat halen (wat vaak wel gebeurt), dragen ze er juist aan bij door het als één geheel aan elkaar te smeden. May The Lord Watch is over voordat je er erg in hebt, en de skits zijn stuk voor stuk nog daadwerkelijk grappig ook (wat dan weer bijna nooit gebeurt).

Hoogtepunt van de skits is een interview met ‘producer’ Roy Lee, door The Roots-drummer Questlove. De karikatuur van een trendhoppende beatmaker beweert nog altijd dat sampling dood is, net als toen hij figureerde op debuutalbum The Listening. Terwijl een bulderende lach van Questlove uitfade, start Sittin’ Alone in. Producer Nottz chopt daar Bobby Caldwell’s Open Your Eyes, dezelfde track die Dilla als basis gebruikte voor Common’s klassieker The Light. Zo’n overbekende samplebron pakken na afloop van zo’n skit vormt een heerlijk statement, want de de beat is een totaal andere dan Dilla’s chop. Het directe bewijs dus dat sampling nooit sterven zal, zolang de beatmaker in kwestie een originele invalshoek heeft.

‘Hiphop is het enige genre dat twee kanten op groeit’, hoorden we in de afgelopen jaren op de redactie van HIJS de man die twintig jaar geleden dit platform oprichtte vaak aan pitches beginnen. Dave The Ref (aka Yid the Kid, aka Yung Smeets, aka Johan Vlammings) heeft gelijk: nog altijd is hiphop een jongerencultuur, die zelfs op basisscholen inmiddels ruim voet aan de grond gekregen heeft. Maar al die generaties die er sinds het einde van de jaren ’70 in de vorige eeuw voor vielen, stappen niet ineens massaal uit. Daarmee dienden zich in de afgelopen jaren steeds meer hiphop-albums uit met een nadrukkelijk volwassen thematiek, aansluitend op de levens van dertigers en veertigers (en zelfs ouder) die nog altijd hiphop luisteren of maken.

Zo hoorden we in 2002 op The Fix al hoe Scarface worstelde met wroeging en religie naarmate hij ouder werd en terugkeek op een leven in de trap. Nas werkte zich door een scheiding heen op zoek naar catharsis op Life Is Good, Jay probeerde er een te voorkomen op 4:44, en Dr. Dre keek op Compton terug op een bewogen leven dat hem tot een icoon maakte. De houding van Pooh en Phonte is er echter eentje die relatief zeldzaam is; geen larger-than-life persoonlijkheden, maar kerels die een vriendelijke buurman van je zouden kunnen zijn. Buurmannen die de veertig aantikken, dat prima vinden en met scherpe pen schrijven over hun leven, en het plezier in samen rappen volledig hervonden hebben.

Pooh & Phonte

Little Brother is altijd al los geweest van de kaders waar ze in zouden moeten passen: een crew uit het zuiden die meer gemeen heeft met Pete Rock dan Master P, en inspiratie putte uit sampled hiphop toen minimalistische elektronica juist op zijn hoogtepunt was. Juist omdat ze die vreemde eend in de bijt zijn, biedt Little Brother een frisse blik op een vertrouwd recept. Het resultaat is comfort food voor de heads, zonder in zurigheid of cynisme te vervullen.

Dit is een plaat voor iedereen die hiphop in zijn ziel draagt, zonder zich nog druk te maken welke of een act ‘relevant’ is of niet. Het is de duizend-dagen-kaas onder de rapplaten: hetzelfde recept en bereidingswijze als de jonge variant, maar dankzij de jarenlange rijping heeft het een vollere, intensere, complexere, en geheel eigen smaak gekregen. Een plaat om een goed glas bij in te schenken, en eindeloos van te genieten.

May The Lord Watch. En de Heer zag dat het goed was.

Geplaatst door Jaap van der Doelen op 30 augustus 2019