Andrey Grekhov: “De realiteit ging dromen voorbij, maar wel doordat mensen bleven dromen.”

Afgelopen juni nam Andrey Grekhov, in de danswereld bekend als Drosha, het stokje over van Angelo Martinus als artistiek directeur van urban-coöperatie EMOVES. Als actief danser maakte hij verschillende hoogtepunten mee: hij won battles en prijzen, danste in theatervoorstellingen en werd een gekend figuur in de breakdance-scene. Geleidelijk werd hij actiever aan de organiserende kant. Niet gek, want Grekhov heeft een duidelijke missie als artistiek directeur van EMOVES: de belangen behartigen van de cultuur.

Dansen deed Drosha al op zijn derde. Als Michael Jackson op tv kwam, vertelde zijn moeder. Daarna kwamen de schoolfeesten. Of hij danste, tijdens zijn jeugd in Rusland, met zijn vriendjes op straat: “Een Sovjet-Unie-stad; groot; projects-achtige flats. Dan kwam er een stereo naar beneden en gingen we dansen. Allemaal voor de lol.” In ’94 verhuisde hij, op veertienjarige leeftijd, naar Veldhoven. In deze Eindhovense buurgemeente ging het dansen door: “In ’97 ben ik serieus begonnen met breaken. Door de videoclip van Run DMC’s It’s Like That werd dat electric boogie.”

“Wij willen zelf bepalen wat de cultuur nodig heeft. Die arrogantie moesten we leren.”

Van de ontwikkeling die breakdance zou doormaken durfde hij niet te dromen: “We dansten op een matje onder de brug. Er waren draaitafels en daaromheen honderd man met bier en jointjes. We droomden dat we naar een battle in Duitsland konden gaan. Niet over dat het Olympisch zou worden. Niet over talentontwikkelingstrajecten, awards en theatervoorstellingen. De realiteit is de dromen voorbij gegaan, maar wel doordat mensen bleven dromen.”

Als danser heeft hij die dromen niet meer: “Ik mag met trots en een klein beetje arrogantie zeggen dat ik die allemaal al heb bereikt, op battle- en theatergebied. Ik ben altijd een ontdekkingsreiziger geweest en ik heb het ontdekt.” Voor de lol danst Andrey nog altijd, maar de druk is eraf: “Ergens in mijn mid-career nam de professionaliteit het over. “Je verdient links en rechts wat en voor je het weet heb je een maandsalaris. Maar dat moet ook wel blijven komen, dus er was druk om te presteren. Om social media up-to-date te houden; je moet gezien worden. Die druk is weg in relatie tot mijn actieve dans. Ik doe nog steeds battles, ik doe nog steeds showcases; vlieg wel eens naar het buitenland om workshops te geven of te jureren, maar echt alleen als ik zin heb.”

Waar veel van zijn collega’s als choreograaf aan de slag gaan en de theaterroute bewandelen, had Andrey andere plannen: “Ik wilde dichter bij het geld komen en daar zit een hoge dosis cultuuractivisme achter. Geen gierigheid, ik ben nog steeds niet rijk. Sinds ik mijn eerste optreden had in een jongerencentrum had ik door dat als jij 50 euro krijgt, iemand boven jou dat ook krijgt. En iemand daarboven ook. En toentertijd: hoe hoger je naar boven ging in de hiërarchie, hoe minder daar onze mensen waren.” Hoewel hij ervan overtuigd is dat ambtenaren het vanuit de beste wil doen, wil Grekhov zelf de budgetten verdelen: “Wij willen zelf bepalen wat de cultuur nodig heeft. Die arrogantie moesten we leren. Al twijfel ik of dat arrogantie genoemd mag worden; liever volwassenheid.”

Aan het roer van EMOVES ziet hij kansen. Niet alleen voor zijn eigen discipline, maar voor de volledige urban culture: “Het gave is dat er een vrij unieke constructie bestaat in Nederland. We hebben een volwassen bedrijfsconstructie toegepast op urban: een coöperatie. Eigenlijk vind ik dat elke stad daar naartoe moet. Je moet kleine stichtingen van breakers, grote ondernemers – bewegende mensen die invloed hebben – verenigen in een coöperatie en dan als flinke vuist aan de arm van een bokser vechten voor financiën en faciliteiten; voor dat wat nodig is in een stad. En in Eindhoven is er door o.a. Angelo Martinus en Dave van den Berg flink werk verricht om dat voor elkaar te krijgen.”

“We moeten het over cao’s en salarissen hebben. De cultuursector revolutioneren. Hoe gaaf klinkt dat?”

Dat deze basis nu gelegd is, wil allerminst zeggen dat het werk gedaan is: “Naarmate we ouder worden stellen we onszelf steeds meer de vraag: wat dan? Het enige wat ik kan, is bijdragen aan mijn cultuur. Ik zie jongens van twintig erin stappen, volop genieten; die kunnen leven van breaken: battles en voorstellingen, af en toe jureren of een workshop doen. Supergaaf! Alleen: het is niet duurzaam. Het is uitstel van executie. Of je spaart genoeg bij elkaar, of je hebt een pensioenfonds. Maar als we praten over pensioenfondsen en sociale zekerheid, lopen we nog steeds heel ver achter. Ik hoop dat ik nu zó dicht bij het geld zit, dat ik me met dit soort zaken kan bezighouden. Daar moeten we professioneler in worden. Daar moeten we stichtingen vormen. We moeten het over cao’s en salarissen hebben. De cultuursector revolutioneren. Hoe gaaf klinkt dat? Ik wil de belangen van de urban culture behartigen. Daar gaat het me om.”

Geplaatst door bowie op 22 oktober 2019