Babs Gons: “Als je wilt weten wat er leeft in de stad, dan moet je naar een rap- of spoken word-avond gaan”

Volgende maand vindt het spoken word-festival 010 Says It All plaats. Maar liefst twaalf partijen uit Rotterdam werken daarvoor samen. Hoewel de Amerikaanse variant zich redelijk parallel aan rap ontwikkelde, geniet het genre in Nederland vooral de laatste jaren landelijke bekendheid, terwijl rap natuurlijk al wat langer omarmd wordt. Spoken word komt niet uit het niks, maar gek genoeg is er nog weinig geschreven over deze Nederlandse geschiedenis (de performance poetry en beat poetry laten we even buiten beschouwing, maar daarover later meer). We gingen in gesprek met pioniers Babs Gons en Philip Powel, die met Palabras en CrimeJazz de fundering legden. In dit eerste deel spreken we met Babs Gons over de ontwikkelingen in de hoofdstad. Met haar spoken word-avond Palabras stond ze eind jaren ’90 aan de wieg van de Amsterdamse scene.

“Schrijven was altijd al mijn grote liefde. Alleen, ik dacht er nooit aan dat je dat ook op een podium kan doen. Totdat ik in ’98 New York kwam. Bij het Nuyorican Poets Café zag ik dat er plekken waren op de wereld waar je jonge mensen hebt, net als ik, die teksten op een podium brengen. En dat dat dus niet zo’n suffige-oude-boekwinkel-witte-mannen hoeven te zijn. Toen dacht ik: dít wil ik. Maar waar? Ik vond het nergens. In Nederland traden wel eens spoken word-artiesten op, maar er was geen terugkerend evenement.”

“Ik stuurde promopakketjes op VHS naar festivals (…) en die hadden zoiets van ‘What the fuck?’”

Zodoende besloot ze zelf te gaan organiseren. De eerste Palabras (The Phrase Stage) vond plaats in een oud kraakpand in een van de Kalenderpanden aan het Entrepotdok. Vrienden van Babs organiseerden een avond en zij mocht een spoken word-podium verzorgen. Er kwamen zoveel mensen op af dat ze het een maand later opnieuw mocht doen. Al snel werd ze door Paradiso uitgenodigd om met haar evenement neer te strijken in de bovenzaal tijdens het jaarlijkse Double Talk Festival. “Beneden had je acts als Jill Scott en Common, in de bovenzaal stonden mensen als Rich Medina. De organisator van Double Talk, Emerald Beryl, is belangrijk geweest in deze tijd. Zijn Perfomania-avonden waren de eerste spoken word-evenementen waar ik like-minded mensen ontmoette, waar de verhalen herkenbaar waren en zowel de performers als het publiek waren divers. Natuurlijk was spoken word niet nieuw in Nederland, hele generaties performance dichters – denk bijvoorbeeld aan Simon Vinkenoog of Diana Ozon – gingen ons voor, maar dit kwam veel dichterbij voor mij. De stroming binnen de spoken word waarvan ik denk dat die een beetje in de Harlem Renaissance is begonnen – The Last Poets, eind jaren ’60, jaren ’70, New York, Londen; in die traditie denk ik dat Perfomania de eerste regelmatige avond was. Toen dat programma wegviel bleef er een gat achter en dat moest gevuld worden. Ik was de enige die daar een beetje mee bezig was en mocht toen het Double Talk Festival doen. En nog voor dat van start ging, kreeg ik daar een maandelijkse avond. Dat heb ik negen jaar lang gedaan in Paradiso.”

Spoken word was nog totaal onbekend, dus het viel niet mee om buiten Paradiso voet aan de grond te krijgen: “Ik maakte promopakketjes met een impressie op VHS. Die stuurde ik dan naar festivals zoals het Vondelpark Openluchttheater en die hadden zoiets van ‘What the fuck?’. De deuren gingen toen niet zo makkelijk open. Het was de goede tijd voor Nederlandse hiphop. Dat was toen het ding. De drempel om te gaan rappen ligt iets lager. Spoken word is gewoon naakte tekst. Al gooi je er een drummetje onder, als je gewoonweg ‘blablabla’ zegt, kom je daar niet zo snel mee weg. Bij rap kan het nog een superlekker dansbaar ritme zijn. Je mag zelfs mompelen, dat is in nu. Spoken word zal ook nooit zo wijdverbreid zijn als rap. Het houdt ook niet stand op elk festival. Je kunt het bijvoorbeeld niet doen in een tent naast een muzikale act, daarvoor is het te kwetsbaar. En dat is ook niet erg. Het is mijn missie nooit geweest in die vijftien jaar om het voor een groot publiek toegankelijk te maken. Wel voor een groter publiek, een breder publiek. Ik merkte met Palabras dat mensen elkaar meeslepen. Dan kwam er een groep en de volgende keer namen die mensen weer mensen mee die dan zeiden: ‘Ik wist niet dat het ook dit kon zijn. Dat het leuk, vermakelijk en ontroerend kan zijn.’ Mensen hebben kennelijk toch nog vaak dezelfde verwachting die ik ooit had: oude grijze mannen in een stoffige boekwinkel. We noemen spoken word nog steeds poëzie, ik vind dat een veel te beperkende term. Het gaat om tekst. Maar ‘tekst’ is niet zo’n sexy woord. ‘Spoken word’ is, ook al is het Engels, wel een goede term, want dat betekent een zelfgeschreven tekst die tot een performance wordt gemaakt. Bij Poetry Circle noemen we het dan ook schrijvende performers of performende schrijvers. Het is breder. Tekst hoeft niet perse poëzie te zijn. Ik ben nog een beetje getraumatiseerd door die generatie van orerende dichters waarvan je denkt: ‘Hartstikke leuk thuis, een bundeltje, met een kop thee en je benen omhoog maar daar hoef je de deur niet voor uit.’ Dit, spoken word, is een performancekunst. Een literaire performancekunst.”

In 2007 startte Babs, samen met Lies Aris, het platform Poetry Circle Nowhere omdat er te weinig Nederlands talent te vinden was. Het aanbod aan Amerikaanse en Engelse artiesten was ruim, maar in Nederland moest die pool nog gecreëerd worden. “Voor mij was dat een logische stap. Er waren een paar mensen die het leuk deden, maar het was een klein circuit. Je kon je dus ook niet ontwikkelen, je kreeg geen opdrachten. Er moest én een infrastructuur komen, én een plek waar je je kon ontwikkelen, verdiepen en verbreden. Door de talentontwikkeling van de Poetry Circle kwam er ook steeds meer netwerk. Mensen wisten waar je naartoe moest om iets te vragen.”

In Engeland is deze ontwikkeling veel sneller gegaan. Gons heeft daar – naast de taal – een logische verklaring voor: “Als ik kijk naar de politieke sociale achtergrond van de literaire vorm; Engeland heeft natuurlijk een veel langere geschiedenis van spanningen, van rellen, van rassenrellen. De Jamaicaans-Britse dichter en reggae-artiest Linton Crazy Johnson is de eerste die heel erg in woorden vatte wat daar gebeurde in Engeland. Die spanningen, de politie, het geweld, de rassen. Dat was in de jaren ‘60/’70 ook de reden voor The Last Poets en Gill Scott Heron om de straat op te gaan, om je stem te laten horen. Ik denk dat de noodzaak daar gewoon heel groot was.”

Hoe die situatie te vergelijken is met de huidige situatie in Nederland, legt Babs uit aan de hand van wat ze leerde tijdens haar studie rassenrelaties: “Ons model lijkt op dat van Latijns-Amerika. We stoppen het een beetje weg, het is allemaal leuk gemengd. In de Verenigde Staten en Zuid-Afrika had je racistische wetten. Dan weet je ook waar je tegen vecht. Tegen het implementeren van racistische wetten of apartheid kun je schoppen. Hier is het een beetje vaag. Waar moet je tegen schoppen? Er is toch niks aan de hand? In Engeland had je meer het Amerikaanse model, omdat daar de zwarte immigratie al veel eerder kwam, al in de jaren ’50 / ‘60. Bij ons gebeurde dat in de jaren ’60 / ’70. Dit is een analyse uit raciale en sociale verhoudingen. Ik vind het belangrijk dat mensen weten waar het vandaan komt en dat je onderdeel bent van een groter geheel. En dat het gaat om een orale vorm van protest. Het is jammer dat niet iedereen zich daar bewust van is.”

“Het moet eerst een authentieke plek vinden en dàn gaat het wortels krijgen.”

Die maatschappelijke achtergrond uit zich niet alleen in spoken word, maar ook in andere kunstvormen waarin Engeland toonaangevend is. “Jungle, drum ’n bass, dubstep; dat komt allemaal daar vandaan. Wij moeten dat eerst door een vertaalmachine gooien wanneer het bij ons aankomt. Vaak heb je dan eerst een soort imitatie die niet lang standhoudt, omdat er snel doorheen gekeken wordt. En dan wordt het Tuindorp Oostzaan ofzo, dan wordt het legitimate. Het moet eerst een authentieke plek vinden en dàn gaat het wortels krijgen. Er zijn nu nog heel veel mensen in de spoken word die nog dat Amerikaanse voorbeeld hebben. ‘De stem’ noemden wij dat altijd. En de Engelse stem, die heb je ook. Wij maakten daar wel eens grapjes over. ‘Spoken Wording,’ noemden we dat dan.” Met een stem vol gemaakte bittere ernst: “’Van die mensen – en die gaan dan – die Amerikanen – zo de hele tijd nadoen – iedereen praat daar zo – en je moet – aan het einde van de zin omhoog gaan – en de nadruk leggen.’ Nou ja, dàt. Totdat mensen hun eigen stem weer vinden. Ik heb zelf vroeger ook heel veel in het Engels opgetreden. Nu treed ik weer vaak op in het Nederlands. En met persoonlijke verhalen. Het is een proces waar zowel het genre als de mensen doorheen moeten om een plek te vinden. Dit heeft ook met leeftijd en ervaring te maken. Mensen blijven graag binnen hun comfort zone, maar ik vind dat ze altijd alles binnen dat hele scala aan mogelijkheden moeten uittesten. En misschien ga je dan weer helemaal terug naar dat stukje waar je ooit begon, maar dan is dat wel bewust.”

Met al haar ervaring voelt Babs de noodzaak om jonge beoefenaars hier de weg in te wijzen. “Soms sta je op zo’n avond en dan zie je een meisje van zestien haar black-woman-poem doen. En dan denk ik, ‘daar ben je nog helemaal niet doorheen gegaan.’ Net als al die zangeressen die over broken hearts zingen en meteen door de mand vallen omdat ze nog nooit verliefd zijn geweest.”

“Ik heb vaak workshops waarin gehuild wordt, omdat het helend of juist confronterend kan zijn.”

Niet alleen voor de beoefenaars is die ervaring relevant, ook het onderwijs zou er zijn voordeel mee kunnen doen. Gons haalt Engelse en Amerikaanse voorbeelden aan die pleiten voor een vaste spoken word educator op middelbare scholen: “Peter Kahn was in 2002 al bezig om het op scholen in Chicago te integreren. Hij zat in dat circuit waar ook Brave New Voices, de jongereneditie van Def Poetry Jam eigenlijk uit ontstaan is. Je ziet bij de spoken word educators die nu in Londen op een aantal scholen zitten dat het niet alleen maar leuk is als extra curriculum, maar dat de schoolprestaties verbeteren doordat ze ook die lessen volgen. Het gaat om je uitdrukken op een goede manier. Dat moet je natuurlijk constant doen, of het nou wiskunde is of essays, opstellen, Nederlands, Engels. Ik denk dat het onderwijs daar ook een slag in zou kunnen maken. Het creatieve schrijfonderwijs zou daar eigenlijk veel meer een logisch onderdeel van moeten zijn. Het heeft ook te maken met dromen en het vervullen ervan. Net zoals de weekendscholen er ook zien om de kinderen te laten zien wat er allemaal kan naast je vmbo-advies, dat je nog steeds mag dromen om tandarts of kunstenaar te worden.”

Mogen dromen is één ding. Spoken word kan tevens een goed middel zijn om mensen in hun kracht te zetten. “Ik heb vaak workshops waarin gehuild wordt, omdat het helend of juist confronterend kan zijn. Het is een intieme vorm. Het is heel eerlijk. Het is zelfs, denk ik, heel erg empowering voor mensen die de taal niet goed beheersen. Je kan heus een gedicht schrijven als je Nederlands nog niet perfect is. Ik heb dat gedaan met migrantenvrouwen. Ze hoeven dan eindelijk even niet aan grammatica te denken, die creativiteit hebben ze wel. Zo hebben we onlangs ook een try-out gehad met Poetry Circle Worldwide, waarmee we nu een jaar bezig zijn in asielzoekerscentra. Ze vertellen hun eigen verhaal. Driekwart komt uit Syrië. Of je ze nou vraagt wat ze op hun boterham smeren ’s ochtends of wat ze de afgelopen tijd hebben meegemaakt; die oorlog komt eruit. En je ziet dat ze daar krachtig van worden. Van al die herinneringen, al die pijn, al het verdriet maar ook van de mooie dingen verhalen mogen maken waar andere mensen naar luisteren. Dat is gewoon heel simpel empowering. En in de zaal zitten dan ook mensen die op een niet vrijwillige manier hier zijn gekomen en dan heb je weer die herkenbaarheid die zo belangrijk is. Dat is ook een heel groot deel van spoken word. Dat was ook die aantrekkingskracht voor mij, dat het niet alleen mensen waren zoals ik maar dat het ook de verhalen waren die over mij zouden kunnen gaan. Die herkenbaarheid is zo belangrijk, want zo vaak moeten we naar theaterstukken kijken die niks met ons leven te maken hebben. Dat is ook prima en leuk en soms lekker om te ontsnappen maar kunst is er ook om jezelf terug te zien als een reflectie. En ook om de tijd terug te zien. Nina Simone heeft dat zo mooi ooit gezegd: ‘How can you be an artist and not reflect the times?’ Dat is denk ik wat er zo belangrijk is aan spoken word en waarom mensen dat oppikken. Omdat ze zien dat het de stem is van een grootstedelijke, jonge bevolking. Als je wilt weten wat er leeft in de stad, in de harten en de hoofden van de kinderen, dan moet je naar een rap- of spoken word-avond gaan. Want dat wordt daar direct vertaald. Het hoeft niet eerst langs een productieteam. Het hoeft niet op een plaat gezet of afgemixt te worden. Het is rechtstreeks. Wat gisteravond gebeurd is, staat morgen op een podium. Dat is de bedoeling in ieder geval.”

Geplaatst door Jaap van der Doelen op 3 mei 2017