Na enkele producties voor groepen in zijn thuishaven Cincinnati komt de carrière van Hi-Tek werkelijk in beweging wanneer hij aan de New Yorkse rapper Talib Kweli gekoppeld wordt. Onder de naam Reflection Eternal maken ze een eigen 12" en belanden ze samen op de b-kant van de single Body Rock van grote namen Tash (Tha Liks), Q-Tip en nieuwkomer Mos Def. Op de verzamelaars Lyricist Lounge I en II en de Soundbombing trilogie komt de naam Hi-Tek ook telkens weer terug. Mocht je vooral in underground acts geïnteresseerd zijn, is het mogelijk dat je na de teloorgang van Rawkus records al jaren geen nieuwe producties van Hi-Tek meer hebt gehoord. Hij is namelijk opgenomen in het productieteam van niemand minder dan Dr. Dre en daar produceert hij nu o.a. voor populaire gangsta’s als Lloyd Banks, The Game en Snoop Dogg. Een album van een producer met inmiddels connecties aan beide kanten van het brede hip-hop spectrum zou weleens verrassend kunnen uitpakken.
Nadat we door een computerstem welkom zijn geheten begint de plaat met de titeltrack. Hierop bewijst Hi-Tek dat ook hij een producer is die vocaal meer dan ‘adlibs’ weet toe te voegen; “Single-handedly carried the Nati on my back and I ain’t even that big”. Op volle kracht bespeelde snaarinstrumenten maken dit tot een bombastische intro voor wat komen gaat. Met een groot contrast ebben de laatste klanken van een elektrische gitaar over in het zomerse Keep It Moving. Het contrast ligt hier vooral in de MC’s Q-Tip en Kurupt. Dit is een samenwerking die zonder tussenkomst van Hi-Tek waarschijnlijk nooit zou plaatsvinden. Deze track smaakt in ieder geval naar meer. Can We Go Back behoeft nog meer zonnebrand dan Keep It Moving en klinkt als het latere werk van Slum Village. Hi-Tek en Talib Kweli doen beide één verse en daarvoor, -tussen en “"na wordt de tijd meer dan gevuld door zangeres Ayak die mij aan Truth Hurts doet denken.
Hi-Tek komt uit een muzikale familie. Op een interlude horen we dat zijn zoontje een oor voor samples heeft en The Willie Cottrell Band bespeelt op twee nummers de instrumenten. Deze all-in-the-family band staat onder leiding van Hi-Tek’s vader (zang en bas) en verder bespelen ook zijn moeder, oom en Tekzilla’s beste vriend een instrument in de band. Op Josephine horen we de band spelen en Tek’s vader zingen. Ghostface en Pretty Ugly nemen de rijms over een vrouw en haar ondergang aan drugs voor hun rekening. Zeker voor befaamd verhalenverteller Ghost is dit een concept dat op zijn lijf geschreven staat. Geweldig nummer.
De enige artiest die naast Hi-Tek een solo-track op The Chip heeft is Busta Rhymes. Oorspronkelijk zou de track een beatbox van Biz Markie bevatten, maar die heeft het eindprodukt niet gehaald. De beat klinkt nu wel typisch Busta: een beetje ADHD. The March haalt echter niet het uiterste uit de entertainer en dit is allemaal wel eens eerder en beter door Bussabus gedaan. De single Where It Started At (NY) is meer dan een hoogtepunt op een album. Hi-Tek’s ode aan zijn belangrijkste inspiratiebron New York is, met zijn fluisterdrums, op het eerste gehoor geen stads-anthem, maar ademt de grauwe sfeer van NYC zoals niemand het eerder voor elkaar kreeg. MC’s Jadakiss, Papoose, Talib Kweli en Raekwon zijn de gelukkigen die in de buit mogen delen. Een heel andere sfeer is te horen op het derde kunststukje op The Chip: Music Is My Life. Een heerlijke fluit begeleidt op een idem drumpatroon zowel Common en Nas als Hi-Tek zelf. Wanneer je het nummer hoort, begrijp je direct waarom de producer zelf ook voor de microfoon ging staan. Smet op de track is dat Jay Dee en Busta Rhymes ook als ‘featuring’ op de hoes vermeld staan, maar feitelijk alleen over muziek praten en geen muzikale bijdrage aan dit nummer leveren. Dat voicemailberichten als gastoptredens vermeld worden is een misleidende en vervelende manier van profiteren van anderman’s naam. Dat dit middel op dit album gebruikt wordt, is op zijn minst goedkoop en in het geval van J Dilla gewoon schandalig.
Wie wel op The Chip rapt en tevens bekend staat om zijn hoeveelheid ‘name calling’ in zijn teksten is The Game. Ook op 1-800-Homicide is het weer prijs: “Ask Eminem, homie I’m shady / Too much Westcoast dicklicking, remember Jay-Z / The Chronic & Doggystyle raised me.” Met slechts 16 regels van The Game heeft dit nummer meer weg van een interlude. Tevens afkomstig uit het wilde westen is de vers door Talib Kweli’s label getekende groep Strong Arm Steady met leden Krondon, Mitchy Slick en Phil The Agony. Hun Money Don’t Make U Rich valt nogal uit de toon tussen de vele melodieuze, met zanglijnen gevulde nummers. Tevens is het een gemis dat Xzibit pas uit de groep is gestapt.
Een hip-hop album dat naast rappers ook zangers en zangeressen laat horen vind ik prima, maar op een gegeven moment is daar die druppel in de emmer. Het nummer Baby We Can Do It laat hem zwaar over lopen en gaat mij echt veel te ver. Het uit Tek’s thuisstad afkomstige duo Nok & Haze laat het, aangewakkerd door de beat, klinken als een Ja Rule en Ashanti duet. Op Let It Go begint Dion weer netjes met een zangcouplet en vult Talib hem aan met zijn liefdesverhaal. De tweede track met The Willie Contrell Band is zonder verdere gasten en zo is People Goin’ Down niks meer of minder dan een soul nummer. So Tired geeft gelukkig weer meer ruimte aan de rappers. Dit is weer zo’n aardige de combi van MC’s met een geheel eigen stijl: Bun B, Pretty Ugly en Devin The Dude. Het album eindigt zoals eerder vermeld erg sterk met het repeat-gevoelige Music For Life.
Talib Kweli dropt niet geheel onverwacht de meeste lijns op Hi-Teknology 2. Toch is het niet Talib maar Hi-Tek’s protegé Dion die een vette stempel op de printplaat van The Chip weet te drukken. De zanger krijgt op maar liefst vijf tracks alle vrijheid om zijn grote stembereik te laten horen. Over zijn talent twijfel ik niet, maar dit zijn dus allemaal nummers met een zangrefrein. Naast Dion horen we ook Hi-Tek’s ‘MySpace-ontdekking’ Ayak uit London een refreintje voor haar rekening nemen en op de afsluitende track is het Marscha van Floetry die met zangnoten strooit. Op Josphine zingt Hi-Tek’s vader het refrein en op People Going Down horen we niks anders dan zang in de vocalen. Al met al dus nogal een overkill aan zang voor een hip-hop album. Los van elkaar gezien zijn de nummers, op het afgrijselijke Baby We Can Do It na, mooie muzikale producties, maar wanneer je ze achter elkaar zet wordt het teveel van het goede. Puntje bij luisterpaaltje ben ik negatief verrast door Hi-Tek’s tweede solo-album. Hij drijft op een aantal ijzersterke tracks, maar slaat regelmatig bijna om.
Meer info: http://www.hi-teknology.com & http://www.myspace.com/hiteknology
Tracklist:
01. The Oracle (Intro)
02. The Chip
03. Keep It Moving ft Dion, Q-Tip & Kurupt
04. I Think I Got a Beat ft Lil’ Tone
05. Can We Go Back ft Talib Kweli & Ayak
06. Josephine ft The Willie Cottrell Band, Ghostface Killah & Pretty Ugly
07. March ft Busta Rhymes
08. Where It Started At (NY) ft Dion, Jadakiss, Papoose, Talib Kweli & Raekwon
09. 1-800-Homicide ft The Game & Dion
10. Money Don’t Make U Rich ft Strong Arm Steady
11. Baby We Can Do It ft Nok & Haze (Czarnok)
12. Let it Go ft Dion & Talib Kweli
13. People Going Down ft The Willie Cottrell Band
14. So Tired ft Dion, Bun B, Devin the Dude & Pretty Ugly
15. Music For Life ft J Dilla, Nas, Common, Busta Rhymes & Marsha of Floetry