Wellicht heeft Joe Cartagena niet altijd de meest slimme zetten gemaakt (zijn samenwerking met Paris Hilton ligt nog vers in het geheugen) toch heeft hij zich met vallen en opstaan omgetoverd tot een van de meest succesvolle latino rappers op deze aardbol. Samen met de wijlen Big Pun ontwikkelde hij zijn talenten, waarna hij langzaam maar zeker bekend werd om zijn recht-voor-zijn-raap rhymes die vaak in brag and boast vorm en met sing-along refrein gepresenteerd worden.
Fat Joe boekt sinds jaar en dag mainstream succes met harde street tracks en clubgevoelige composities, waarvan Lean Back de onmiskenbare uitschieter is. Met uitzondering van DJ Khaled en wat “TS, BX” shouts, doet de geboren New Yorker het ditmaal zonder zijn back-up alliantie. Hij maakt met solide opener The Fugitive direct zijn standpunten kenbaar: hij gebruikt het woord “nigga” waar en wanneer hij wil, doorloopt zijn Flow-Joe dagen en bespreekt zijn perikelen met platenmaatschappijen. Met uitzondering van het mierzoete, doch geslaagde I Won’t Tell, een macho serenade met R&B vocalist J. Holiday waarin Don Cartagena duidelijk maakt beter te zijn dan de gemiddelde lover, houdt hij vast aan een gedreven en agressieve houding, berustend op straatgeweld, geld, cocaïne en aanzien.
Wanneer de kamer te klein is voor de olifant, zet hij het hele huis op stelten, zo blijkt op The Crackhouse: een puike vloervuller waarop Joe’s rauwe stemgeluid treffelijk samengaat met de Jamaicaanse kneepjes van Lil’ Wayne. Ook Cocababy, welke via onofficiële kanalen zijn weg naar de DJ’s lang en breed gevonden heeft, is er één voor de clubs. De beat draagt dit nummer, waarop Fat Joe weinig te melden heeft. Op het meest verrassende My Conscience, geproduceerd door The Alchemist, maakt hiphop held KRS-One acte de présence, en zet samen Fat Joe hersens aan het werk door middel van een dialoog in rap vorm.
Hoewel de energieke producties van onder meer DJ Premier en Street Runner een goede aanvulling zijn op Joe’s krachtige rijmstijl, gaan sommige topproducers de mist in. DJ Khaled weet niet te overtuigen met Get It For Life, waarop computermanipulaties een nerveuze sfeer creëeren. Ain’t Sayin’ Nothin’, geproduceerd door Cool & Dre, lijkt een vertakking van het Dirty South. Het bevat een dominerende synthesizer met een zielloos gast couplet van rapper Plies, terwijl een geldzuchtige Fat Joe door blijft ratelen over dollars en feesten met de Hiltons en Lohans. Scott Storch stapt uit zijn comfortzone met een verbazingwekkend goede productie van Preacher On A Sunday Morning, één van de uitblinkers op deze plaat waarop Fat Joe en Poo Bear New York op haar gebreken wijzen. Gebaseerd op de film 300 gaat men met rhymes als “I will cut your testicals, stuff ’em in your mouth” een stapje verder op ready-for-war lijflied 300 Brolic.
Waar zijn concurrenten na een drietal jaren hun microfoon al in de wilgen hangen, is Fat Joe na vijftien jaar nog steeds verstrengeld met hiphop-muziek. Hij kijkt niet terug op zijn carrière als een oude rot, maar staat nog middenin het New Yorkse straatleven. Fat Joe maakt de titel van dit album waar door een solide album van straat- en clubtracks te presenteren zoals men deze van hem gewend is: brag and boast hiphop in je smoel.
Tracklist:
01. The Fugitive
02. Ain’t Nothing feat. Dre
03. The Crackhouse feat. Lil Wayne
04. Coca Baby feat. Jackie Rubio
05. Get It For Life feat. Pooh Bear
06. Drop feat. Swizz Beatz & Jackie Rubio
07. I Won’t Tell feat. J. Holiday
08. KAR (Kill All Rats)
09. 300 Brolic feat. Opera Steve
10. Preacher On A Sunday Morning feat. Pooh Bear
11. Thank God For That White
12. Party All The Time feat. Diddy