Wat is de balans vijf jaar nadat ‘MCHG’ en ‘Yeezus’ geschiedenis schreven?

Vorige week was het vijf jaar geleden dat Kanye West Yeezus uitbracht, één van de meest bediscussieerde platen in zijn oeuvre. Veel luisteraars konden de plaat maar moeilijk plaatsen, maar dat gold niet voor de plaat die kort daarop uitkwam: JAY Z’s Magna Carta Holy Grail. Jay schoot als een raket de charts in, terwijl Ye vooral kritiek kreeg. Een half decennium later liggen de verhoudingen inmiddels héél anders.

Als er één artiest is die meesterlijk de scheidslijn tussen kunst en commercie bewandeld heeft, dan is het wel Shawn ‘JAY Z’ Carter. Een scheidslijn waarop hij zich, ondanks al zijn successen, niet altijd thuis voelde. In de concertfilm/documentaire Fade To Black zagen we hem verbeten teksten uit zijn oeuvre uitlichten, lyrics die volgens hem een relevante boodschap hadden. We moesten vooral niet denken dat hij alléén maar een commerciële jongen was, en hij had natuurlijk nog gelijk ook.

Hij maakte zich er vooral druk om in het licht van wat op dat moment bedoeld was als zijn zwanenzang: afscheidsplaat The Black Album. Hij vergeleek zichzelf daarop met Talib Kweli en Common, artiesten die er zelden van beticht worden gewiekste hitmakers te zijn, en meer bekend staan om hun ‘conscious’ rap dan commerciële aantrekkingskracht. Hier hoorden we één van de best verkopende rappers aller tijden een gepassioneerd pleidooi houden voor de emotionele zeggingskracht die hij toch wel degelijk tussen al die records brekende hits door gestrooid had.

Na zijn comeback bleek JAY Z zelf echter zwaarder te torsen aan die tweespalt in zijn werk dan hij ooit eerder gedaan had. Toch herbergde zelfs de extravagante merkenparade en kapitalistische natte dromen van Watch The Throne een aantal spaarzame persoonlijke momenten, zoals Murder To Excellence. Daar reflecteerde hij op het maatschappelijke gewicht van zijn succes als een zwarte jongen uit de Marcy Projects, die nu zij aan zij met de wereldwijde elite stond. Op Magna Carta Holy Grail was van die JAY Z weinig tot niets meer over.

“A million sold before the album dropped”, zo schept hij op in Somewhereinamerica, een nummer dat met een aantal blikken op de Amerikaanse maatschappij een hint geeft wat het had kunnen zijn, als het ook maar een klein beetje minder dertien-in-een-dozijn was geweest. Die tekst impliceert interessant genoeg ook dat hij zelfs al een miljoen exemplaren verkocht had voordat de plaat zelfs maar opgenomen was, en dat is een vrij bedroevende gedachte als je erover nadenkt.

In een tijdperk waarin fysieke en zelfs digitale verkopen nog maar een marginaal deel van de inkomsten voor een muzikant bepalen, is sponsoring vanuit het bedrijfsleven een steeds aantrekkelijker alternatief voor artiesten om nog een boterham te kunnen verdienen. Daar hoeft niks mis mee te zijn; zo lang artiesten kunnen maken wat ze willen, zal niemand er wakker van liggen als er ergens een bedrijfslogo op geknald wordt.

De RIAA voelde zich genoodzaakt de regels voor gouden en platina platen aan te passen

Maar Magna Carta Holy Grail wordt vrijwel compleet gedefinieerd door het historische en grensverleggende financieel succes dat er mede dankzij Samsung mee behaald werd: de RIAA voelde zich er direct door genoodzaakt de regels voor gouden en platina platen aan te passen (#newrules!). De marketingcampagne was gigantisch, maar achter de hoogdravende titel schuilt weinig anders dan de wens als een historisch document gezien te worden. Dat er in dat document zelf eigenlijk vrijwel niets gezegd wordt dat beklijft, en de beats ook allemaal prima maar verre van vernieuwend klinken, maakt die missie een stuk moeilijker. Met uitzondering van Jay-Z Blue, klinkt niets op de plaat alsof JAY Z er daadwerkelijk emotioneel bij betrokken is.

Dat ene nummer gaat over zijn angsten als nieuwbakken vader. Een mooi maar ook veilig onderwerp; niet bepaald iets waar een corporate sponsor ongerust over hoeft te worden. Magna Carta Holy Grail is met gevoel voor finesse en uiterste bedachtzaamheid in elkaar gezet, door iemand die een meester van zijn vak is. Want ook al zegt de plaat in feite helemaal niets, de beats en flows klinken als een klok, en het geheel projecteert het gewenste imago met succes. Het is daarmee de allerbeste advertorial -schuilgaand als een rapalbum, weliswaar- waar Samsung op had kunnen hopen. Maar achter de oppervlakkige schil die het een air van kunst moet geven, zit helaas weinig meer dan een zielloze leegte.

Kanye’s grofweg twee weken eerder uitgebrachte album Yeezus daarentegen, zou wat dat betreft niet haakser op dat van zijn ‘big brother’ kunnen staan. Zijn plaat ademt nergens zo’n beheerste controle of bewust kunstzinnige glans, maar staat bol van rauwe expressie en creatief risico. Kanye slaat om zich heen, rapt agressief, klinkt gefrustreerd en slaat de plank soms faliekant mis (die lijn over “Asian pussy” en “sweet and sour sauce” kan nooit genoeg facepalms krijgen), maar klinkt boven alles oprecht, geëmotioneerd en gemotiveerd. Er zijn vijf jaar later mensen die Yeezus haten en mensen die van de plaat houden, maar het is vrijwel onmogelijk om na beluistering er onverschillig over te zijn.

“Soon as they like you make ‘em unlike you / Cause kissing people ass is so unlike you”, rapt Kanye op I Am A God, en die zin verklaart veel van de modus operandi achter een album waarop hij bewust tegen zere benen trapt. Schreeuwend en tierend rukt Kanye zich los van de verwachtingen die mensen van hem hebben, in een drang naar pure creatieve vrijheid.

Het waren niet alleen de vervreemdende geluiden waardoor mensen hun wenkbrauw verder optrokken dan The Rock bij het horen van Yeezus.

Yeezus is geen opzettelijk lelijke of rammelende plaat; de structuren en het schurende minimalisme erin zijn veel te goed doordacht en bedwelmend daarvoor. De bak rauwe elektronica waar Kanye uit put kon destijds echter op weinig lof rekenen, en werd door velen weggezet als schijnbaar willekeurig in elkaar geknald. Vijf jaar later kunnen we toch wel vaststellen dat veel van wat toen ronduit bizar klonk, inmiddels volledig geïntegreerd is in het arsenaal van zowat iedere popproducer.

Maar het waren niet alleen de vervreemdende geluiden waardoor mensen hun wenkbrauw verder optrokken dan The Rock bij het horen van Yeezus. Kanye was op het album volop in zijn asshole-modus, zonder de zelfspot waarmee dat op zijn eerdere albums gepaard ging. De Kanye die we op Yeezus horen, eist dat je zijn creatieve visie accepteert. Wil of kun je dat niet, dan is hij je net zo lief kwijt als fan, zero fux given. Natuurlijk wil hij een publiek voor zijn werk, maar niet als dat ten koste van de reikwijdte gaat van wat hij op creatief vlak kan doen.

Yeezus is er niet om het je naar de zin te maken, of om je iets aan te smeren. Yeezus is er zelfs niet om je uit te dagen. Yeezus is er, punt. Gewoon omdat de maker ervan voelde dat hij dit moest maken. En dat maakt het, inclusief de uitglijders die erop te vinden zijn, oneindig veel interessanter dan Jay’s verveelde, maar perfect geproduceerde boodschappenlijstje voor uitzinnig rijk volk.

Iedereen lachte zich een breuk toen Kanye (in de derde persoon) zei dat “wat Kanye West gaat betekenen ongeveer hetzelfde zal zijn als wat Steve Jobs betekent.” Natuurlijk, het is een statement van iemand met een immens ego, maar het ligt ook behoorlijk op één lijn met die beroemde mede-oprichter van Apple. Bovendien was Jobs, net als Kanye, een man waarmee het moeilijk omgaan was, die absolute navolging en respect voor zijn visie eiste, en voor wie niets in de wereld belangrijker dan de nauwgezette uitvoering van die visie was. Net als Kanye ging ook hij in de soms absurde navolging van die visie op zijn bek, maar het risico daarop heeft hem nooit afgeschrikt.

“Here’s to the crazy ones”

Terwijl Kanye in al zijn manie en ongeremde overtuiging van zichzelf dus wel degelijk lijkt op Steve Jobs lijkt, lijkt Jay meer op Bill Gates. Even liet JAY Z zijn zorgvuldig geconstrueerde masker vallen op 4:44, en maakte daar tegelijk zijn meest boeiende album in tien jaar tijd mee. Maar inmiddels is het alweer terug naar de orde van de dag, en maakt hij weer albums waarvoor clips in het Louvre geschoten worden, terwijl de tracks zelf keurig binnen de lijntjes kleuren. Wanneer Beyoncé op LOVEHAPPY dreigt wat vuile was buiten te hangen (“We keepin’ it real with these people, right? / Lucky I ain’t kill you when I met that b-”) is het Jay die haar afremt in hun gezamenlijke verse: “Nah, aight, aight”.

Natuurlijk is die dialoog door hen samen geschreven, maar het is wel tekenend voor de rol die Jay vaak aanneemt: he’s a business, man. Als hij niet begenadigd zou zijn met zo’n scherpe flow, zou het al lang slaapverwekkend geworden zijn, en het is op EVERYTHING IS LOVE dan ook vooral zijn echtgenote die de plaat nog enige smoel en persoonlijkheid geeft.

“Fuck you and your corporation / Y’all niggas can’t control me”, spitte Kanye vijf jaar geleden op New Slaves, terwijl Jay een keurig opgepoetste reclamecampagne als album verkocht. Magna Carta Holy Grail schreef inderdaad (zakelijke) geschiedenis, maar iedereen lijkt de plaat zelf inmiddels alweer vergeten te zijn.

Kanye daarentegen, vloog nog veel vaker en verder uit de bocht, niet zelden met tenenkrommende gevolgen. Maar hij bleef gelukkig ook op muzikaal gebied grenzen verleggen, en flikte het toch iedere keer weer om zulke briljante, eigenzinnige momenten op zijn platen te hebben, dat de wereld hem steeds maar weer het voordeel van de twijfel geven wil.

In de zomer van 2013 schreven zowel hij als JAY Z historie met hun platen, maar alleen Kanye schreef daadwerkelijk muzikale historie. “Here’s to the crazy ones”, zou Steve Jobs zeggen.

Geplaatst door Jaap van der Doelen op 27 juni 2018