Top 5 hiphopalbums met literaire waarde

5. Masta Ace – A Long Hot Summer (2004)

 

A Long Hot Summer vertelt het verhaal van een vastberaden en tegelijk tobbende undergroundrapper tijdens een lange, warme zomer. Het album doet mij altijd denken aan Do The Right Thing (1989, Spike Lee), een film waarin een bedwelmende hitte langzaamaan de gevoelens en gedachtes van elk personage versterkt. Op deze plaat gaat het niet primair om de temperatuur, maar ik krijg toch hetzelfde gevoel: de spanning neemt gaandeweg toe, iedere ervaring van de hoofdpersoon lijkt net wat intenser dan gebruikelijk. Deze spanning wordt voornamelijk opgeroepen door Masta Ace’s strakke manier van vertellen, waarbij kritische zelfreflectie nooit wordt geschuwd. Al is Ace niet iemand voor een allesomvattende filosofische quote, of één meesterlijke zin om een hele tijdsgeest mee te duiden. Nee, zijn grote talent schuilt in de eenvoud en doelgerichtheid waarmee hij een bepaalde sfeer oproept. Binnen een paar regels zien we een aarzelende dertiger voor ons, die twijfelend voor de spiegel staat en zich afvraagt of hij wel het juiste doet, of een aspirant-rapper die in zijn zolderkamer zit en weemoedig zijn platencollectie doorspit. Ace is gedurende A Long Hot Summer niet continu bezig met zijn verhaal; er volgen regelmatig terzijdes, maar uiteindelijk hebben die toch min of meer met de hoofdlijn te maken. De skits tussendoor doen de rest. En wat dit album voor mij verteltechnisch meer waarde geeft dan veel andere hiphopverhalen, zoals Prince Pauls A Prince Among Thieves is de ongedwongen manier waarop Masta Ace gebruik maakt van allerlei literaire trucjes. Zo stopt hij zijn teksten vol met vergelijkingen en begint hij het album met de slotscène van het verhaal: de hoofdpersoon staat in een hotelkamer vol geld en creditcards en er wordt op de deur geklopt. Vervolgens legt Ace stapje voor stapje uit hoe hij in die kamer terechtkwam. Het is een heel effectieve manier van vertellen, hiphopjournalist Saul van Stapele heeft het bijvoorbeeld ook toegepast in zijn roman Witte Panters. Op die manier is er vanaf de eerste seconde een duidelijke richting en is er ook meteen de belofte van spanning. Daarom doet het er ook niet zoveel toe wanneer een zijpad wordt ingeslagen. We weten waar Ace naartoe werkt. En dat doet hij heel treffend en meeslepend.

 

What a mess, I guess I’m sorta stressed / Turn on the radio and I get more depressed / No wonder I’m kinda bitter / Strick told me I should quit player hating, but fuck that I’m not a quitter. (F.A.Y.)

 

4. Kool Keith / Dr. Octagon – Dr. Octagonecologyst (1996)

De David Bowie van de hiphopwereld. Kool Keith heeft meer alter ego’s dan albums en bezit voor ieder dag van het jaar wel een glimmend ruimtekostuum. Sommige van zijn verzinsels zijn geslaagd, sommige niet. Qua concept is Dr. Octagon zonder twijfel het beste uitgewerkt. Waar veel andere alter ego’s van Keith ofwel veel te opzichtig geconstrueerd zijn met het doel iets raars te maken, ofwel juist veel te slecht worden aangedikt, is de balans hier perfect. Keith heeft duidelijk een verhaal in zijn hoofd, zonder dat hij krampachtig zijn best doet of zichzelf teveel op de voorgrond stelt. Kalm, haast registrerend vertelt hij over de meest afschuwelijke dingen: Dr. Octagon is een chirurg, afkomstig van planeet Jupiter, die zo incompetent en onbetrouwbaar is dat veel van zijn patiënten sterven op de operatietafel, terwijl de vrouwen die met hem te maken krijgen ook moeten vrezen dat hij ze aanrandt. Belachelijk? Natuurlijk, het is volslagen absurd. Ongeloofwaardig? Vanzelfsprekend. En toch, Kool Keith weet de luisteraar mee te nemen. Te amuseren en te verontrusten tegelijkertijd, wanneer hij met grote afstand zijn eigen gedrag beschrijft:
Holding bags on down right from the hospital / It’s a patient that’s worth to keep the germs off the turf / Cybernetic microscopes and metal antidote / Two telescopes that magnify the size of a roach.
Het resultaat is een bizar album dat lang bijblijft. Al is het maar omdat niemand anders ooit een verhaal zoals dit heeft verteld.

 

First patient, pull out the skull, remove the cancer / Breakin’ his back, chisel necks for the answer. (Earth People)

 

3. Ice Cube – Death Certificate (1991)

Het is een misverstand dat literatuur, of de literaire waarde van muziek, direct te maken heeft met diepzinnigheid, verantwoorde verwijzingen of afwijkingen van het gangbare. Zoals ik The Untouchables en Heat tot mijn favoriete films reken, niet uit nostalgie maar omdat ik het geweldig vertelde verhalen vind, zo vind ik Death Certificate oprecht een van de sterkste en inhoudelijk boeiendste hiphopverhalen ooit. Oppervlakkig bekeken is het wellicht het zoveelste harde gangsterrap album van begin jaren negentig. Maar daaronder schuilt een oprechte woede die Cube’s teksten stuurt en al zijn woorden met betekenis doorspekt. Het is het autobiografische verhaal van een gefrustreerde twintiger in Los Angeles – zo gefrustreerd dat hij niet eens een echte rode draad in zijn verhaal kan aanbrengen, hij schiet heen en weer van agressie over Noord-Koreaanse winkeleigenaars (daar speelt die film Do the Right Thing trouwens weer een rol, dit keer met een sample), naar sneren richting zijn vroegere vrienden (de legendarische disstrack No Vaseline), naar haat richting de KKK en het racisme dat hem overal omringt. Ice Cube is een expliciete verteller en zegt steeds in heldere taal waar het op staat, maar toch smeert hij het sentiment niet al te opzichtig uit over zijn nummers. Aan alles kun je horen: dit is een onderwezen rapper, iemand met een diploma op zak. Anders dan bijvoorbeeld Nas en vooral KRS-One loopt Ice Cube daar niet zo mee te koop. Hij verheft zich nooit boven de luisteraar, hij is niet de leraar die van een veilige afstand uitlegt hoe het allemaal werkt in de getto’s en hoe het beter kan. Nee, Ice Cube staat er middenin. En zelden werd het leven in Amerikaanse achterbuurten zo levendig en indringend beschreven.

 

But God, can see through a white sheet / Cause you the devil in drag / You can burn your cross well I’ll burn your flag / Try to give me the H-I-V / So I can stop makin babies like me. (I Wanna Kill Sam)

 

2. Sage Francis – Li(f)e (2010)

Sage Francis is een van de beste en meest intelligente verhalenvertellers binnen de hiphopwereld. Cynisch en maatschappijkritisch, maar tegelijk put hij altijd hoop uit de ravages om zich heen. De relativering is gelukkig ook nooit ver weg, wat hem fundamenteel verschillend maakt van iemand als El-P. Muzikaal gezien is Li(f)e misschien niet Francis’ beste album, maar tekstueel durft hij meer aan dan op zijn andere projecten. Opener Little Houdini is al een geweldig opgebouwde, meeslepende vertelling: over een misdadiger die uit de gevangenis ontsnapt omdat zijn moeder op sterven ligt en hij haar nog een keer wil zien. De weloverwogen manier waarop Francis zo’n verhaal opbouwt, inclusief pauzes en woordherhalingen, met duidelijke aandacht voor het tempo, is ronduit meesterlijk. Knap ook hoe zakelijk hij begint, alsof hij een krantenbericht voorleest (Christopher Daniel Gay was arrested on a Friday / In Florida at the Daytona International Speedway) om toe te bouwen naar een emotioneel en tegelijk leeg einde (With no father to visit, no mom to go home to / Just an open road where he could be free). Li(f)e is verder een wisselvallig album, de boog van Francis staat inhoudelijk niet altijd gespannen, maar er zijn genoeg adembenemend mooie momenten te horen. Polterzeitgeist mag daarbij niet onvermeld blijven: een meeslepende, rustig opgebouwde vertelling waarover, zoals het klassieke literatuur betaamt, allerlei verschillende interpretaties bestaan. Maar het absolute hoogtepunt is Best of Times, eigenlijk een coming-of-age roman die tot vijf minuten muziek is samengeperst. Centraal staat een opgroeiend jongetje dat het zwaar heeft, maar toch nooit aan zelfbeklag doet. Heel sterk hieraan is dat de verteller zich niet probeert te verplaatsen in zijn jonge versie, maar dat hij terugblikt op zijn kindertijd: we kijken niet direct door de ogen van een jochie dat moeite heeft met de wereld, we horen een volwassen man die vertelt over vroeger. De prachtige scènes en beelden stapelen zich op: hoe de ik-figuur een liefdesbrief schrijft en in het verkeerde kluisje doet. De daarop volgende schaamte. Hoe hij doet alsof hij een bril nodig heeft, alleen om meer aandacht van anderen te krijgen. Hoe hij adviezen van rapper Tone Loc opvolgt en nog steeds niet weet wat hij moet doen. Hoe hij bij alle tegenslag denkt dat het het eind van zijn wereld inluidt en inmiddels inziet hoe kleinschalig al dat leed was. Hoe hij nu, als volwassene, totaal andere zorgen heeft die hem toch evenveel bezighouden – of hij ooit een kind krijgt, of hij lang genoeg zal leven om grootvader te worden. Dit is vertellen op een heel, heel hoog niveau.

 

Technology made it easy for us to stay in touch while keeping a distance / So we just stayed distant and never touched / Now all we do is text too much. (Best of Times)

 

1. Atmosphere – When Life Gives You Lemons, You Paint That Shit Gold (2008)

Er hadden wat mij betreft meerdere albums van Atmosphere in deze lijst kunnen staan. Rapper Slug is een verhalenverteller van ongeëvenaard niveau: hij heeft humor, een ontzettend scherp inzicht in de menselijke geest en daarnaast ook een sublieme woordenschat die hij, en dat onderscheidt hem voor mij ook van iemand als Sage Francis, nooit te nadrukkelijk inzet. De verhalen van Slug zijn ongedwongen en in zekere zin alledaags. Hij is geen verheven verteller, niet iemand die de luisteraar even uitlegt hoe het allemaal zit – nee, als hij rapt is hij gelijk aan de luisteraar. Hij is degene die naast je aan de bar zit en je onverwachts meeneemt met een spannend, waargebeurd verhaal, al begrijp je niet helemaal waarom het zo spannend is. God Loves Ugly (2002) was het eerste album waarop hij liet horen wat hij tekstueel allemaal kan. Dat album is eigenlijk zijn Blauwe Maandagen, het debuut van Arnon Grunberg, een grote proeve van talent, waarin hij zich nog wel erg laat leiden door puberemoties. Later heeft hij zijn talent verfijnd en op WLGYLYPTSG komt dat het duidelijkst tot uiting. Het zijn allemaal losse verhalen die gevoelsmatig toch nauw met elkaar te maken hebben. Bijna elk nummer begint met een strakke locatiebepaling, waarna de verteller op rustige, indringende wijze en vol wijsheid zijn verhaal doet. Op Yesterday ziet een ik-figuur een man lopen die hem aan zijn vader doet denken, wat allerlei herinneringen en gedachtes oproept. Give me your opinions. I do miss the criticisms / I didn’t mean to be distant / Make a visit I’ll wait up and keep the coffee brewing in the kitchen. Er zit geen pompeus of verheven woord tussen. Het is zelfkritisch, maar zonder medelijden. En beeldend: het beeld van een potje koffie op het vuur dringt zich vanzelf op, en het beklijft. Ondertussen blijft er steeds een aangename spanning door de nummers heen lopen, omdat we willen weten hoe het met al die personages afloopt – mensen zoals jij en ik – onder vrij gewone omstandigheden, en toch is het steeds boeiend. In Painting horen we hoe een vastberaden alcoholist de drank probeert af te zweren, in The Waitress gaat het om de ambivalente verhouding tussen een serveerster en een zwerver die steeds bij haar op bezoek gaat, in Your Glass House wordt een vrouw in een wildvreemd huis wakker en probeert te reconstrueren hoe ze daar terecht is gekomen. Dit laatste nummer vind ik tekstueel zelfs zo sterk, dat ik er een citaat van heb gebruikt als motto van mijn roman Stern. Al kwamen daarvoor ook nog genoeg andere regels in aanmerking. Want WLGYLYPTSG is een verzameling korte verhalen in de geest van iemand als Raymond Carver: beknopt, ongedwongen, geweldig opgebouwd en om nooit meer te vergeten. Slug heeft mijn schrijven meer beïnvloed dan de meeste auteurs.

 

I know a guy with a rock star life / But he still won’t fly so he’s mad at the sky. (Puppets)

 

Stern, de nieuwe roman van Thomas Heerma van Voss ligt nu in de winkel. Meer informatie kun je vinden op zijn eigen website.

Geplaatst door bowie op 18 april 2013