Nas, Jay-Z en de opkomst van de oude-mannen-rap

Geen enkel genre heeft één specifiek punt van origine. Het feestje van DJ Kool Herc op 11 augustus 1973 op 1520 Sedgwick Avenue in New York wordt vaak als geboorte van hiphop aangemerkt, maar ook dat is een label dat mensen jaren later pas op die mythische avond geplakt hebben. Het is niet alsof de feestgangers naar huis gingen en tegen elkaar zeiden “joh, die hiphopcultuur die Kool Herc net uitgevonden heeft door een drumbreak te verlengen, denk je dat dat een blijvertje is?”

Nee, zoals met elk genre is de oorsprong ervan een opeenvolging van diverse gebeurtenissen, waarvan sommige achteraf herkend worden als sleutelmomenten, en andere in de vergetelheid raken. Maar hiphop was zeven jaar later in elk geval al tot een dermate groot iets uitgegroeid, dat Sylvia Robinson, producer en baas van Sugar Hill Records, er wel brood in zag. Zij reed de straat op om rappers te vinden die het fenomeen dat tot dan toe voorbehouden was aan block parties en battles in een studio op plaat vast te leggen, en zodra ze er drie had die dat geen belachelijk idee vonden, was The Sugar Hill Gang geboren.

uh-huh-huh huh-uh

Je kunt dus objectief vaststellen dat wat we uiteindelijk hiphop zijn gaan noemen, ergens in de jaren tussen 1973 en 1979 een herkenbare vorm gekregen heeft. Dat maakt hiphop zeker een jaar of 40 oud. En in 2017 zijn we daarom bij een nieuw ijkpunt in het genre aangekomen: dat van 40+ rappers, die rappen over 40+ dingen.

Natuurlijk, rappers die die leeftijd bereikten zijn er al lang. Veel oudere rappers zelfs, maar de status die zij aan het begin van hun carrière hadden, hebben ze zelden langer dan een paar jaar vast kunnen houden. Fresku vertelde rond de tijd van zijn album Nooit Meer Terug dat hij ervan uitging dat je als rapper een jaar of vijf van je vak leven kon, en dat die tijd er voor hem bijna op zat. Gezien de geschiedenis van hiphop tot dan toe, was dat helemaal geen rare opmerking, al duurt zijn eigen loopbaan nu inmiddels alweer een aantal jaren langer.

Maar hiphop had nooit oudere rappers om zich aan te spiegelen. Er was geen gracieus ouder wordende rapper. Als jong genre was hiphop automatisch iets voor jongeren, in een mate die sterker was dan bij welk ander genre dan ook. Uiteraard is de muziek beïnvloed door stijlen die ervoor kwamen en er parallel aan opkwamen, maar de manier waar het gemaakt werd brak met elke muzikale traditie tot dan toe. Een gitarist in de beginjaren van de rock & roll, kon zich nog altijd spiegelen aan bijvoorbeeld een oudere bluesgitarist. Waar moesten rappers en DJ’s zich in hemelsnaam aan spiegelen? Zij hadden geen voorgangers in die zin.

Sterker nog, de eerste ‘golden era’ (die van de midden tot late ’80s), ving aan toen de old school uitgerangeerd raakte, en acts als Grandmaster Flash & The Furious Five, The Cold Crush Brothers en Melle Mel langzaamaan plaats maakten voor Run DMC, Public Enemy en KRS-One. Dat die acts op hun beurt nu als old school-rappers gezien worden, en veel rappers uit de tweede golden era (van de vroege tot midden jaren ’90) dat in de ogen van de jongeren van nu ook zijn, zegt genoeg. Veel van hen hebben nog een carrière, maar meer een die draait op nostalgie dan op hits.

In de jaren ’70 en ’80 was hiphop exclusief een jongerencultuur. Logisch, jongeren waren ermee begonnen en het genre ging niet ver genoeg terug om oudere deelnemers te hebben. Vanaf het midden van de jaren ’90 begon dat echter te veranderen en werden zowel het publiek als de artiesten geleidelijk ouder. Hiphop bleef hoofdzakelijk een jongerencultuur waarin reikhalzend naar het volgende grote talent uitgekeken werd, maar rappers die op dat moment populair waren, verwezen naar de rappers die hen geïnspireerd hadden in hun jeugd. Biggie en Snoop bijvoorbeeld, dweepten met het werk van Slick Rick. Wu-Tang verwees naar Force MD’s en acts als Beastie Boys bleven wonderbaarlijk genoeg zelfs hits scoren. Een oudere rapper was daardoor niet meer automatisch uitgeteld, en zelfs als deze dat wel was, verdiende hij of zij nog steeds respect voor die pioniersrol.

Rappers als The Roots-vocalist Black Thought, Method Man en Redman, Ghostface, Outkast, Nas, Scarface en Jay-Z bleven allemaal veel langer in de bovenklasse van de hiphop opereren dan de onzichtbaar voorgeschreven vijf jaar. Maar ook zij konden niet voorkomen dat niemand clubtracks van een man van veertig wil horen, en ook gangsta-rap komt nu eenmaal assertiever over van een hongerige jonge hond dan van een man van middelbare leeftijd, hoe goed zijn techniek ook is. Oudere rappers raakten daardoor op een gegeven moment toch vaak hun grip kwijt, doordat ze zo in fletsere kopieën van zichzelf veranderden, een onnodig zure schoolmeester werden die fulmineerde over wat er mis met de nieuwkomers was, of een combinatie daarvan. Hoe gracieus oud te worden als rapper, bleef lange tijd een raadsel.

Totdat Nas op Life Is Good zijn scheiding van zangeres Kelis verwerkte, door het als inspiratie voor zijn beste album in jaren te gebruiken. Een rapper die nooit van het toneel verdwenen was, maar als veertiger op een kantelpunt in zijn carrière aangekomen een plaat maakte die op een volwassen manier afscheid van zijn ex-echtgenote nam, sprak over hoe moeilijk het kan zijn als man een puberdochter op te voeden, en een perspectief op decennia aan hiphop etaleerde dat alleen een man kan hebben die er zelf minstens dertig jaar deel van was. Dat de plaat uitstekende beats bevatte van hoofdzakelijk Salaam Remi en No I.D. (beiden ook veteranen) deed de boel ook geen kwaad.

Diezelfde No I.D. staat ook exclusief aan het roer van Jay-Z’s dertiende studio-album 4:44. Ja, de plaat bevat reacties op Beyonce’s Lemonade, waarop zij (de titel zegt het al) inspiratie uit een klote situatie haalde, en publiekelijk Jay-Z’s schuinsmarcheren verwerkte tot een thema-album. De openingstrack van 4:44 verwijst er zelfs al naar. Op Kill Jay-Z geeft hij zijn opgeblazen ego (de ‘Jay-Z’ kant van zijn persoonlijkheid) de schuld van zijn onvermogen om zijn fouten toe te geven. Datzelfde gigantische ego dat hem al die klassiekers zo barstensvol vol zelfvertrouwen uit zijn mond liet rollen. De man die “I Will. Not. Lose.” uitsprak alsof het een laatste waarschuwing aan de wereld om hem heen was. Die man laat zijn ego los om zijn huwelijk te redden.

Maar er zijn talloze artikelen te vinden over de relatieperikelen van de familie Carter-Knowles en hoe de twee platen daarin staan. Of over wat het betekent dat een 47-jarige man eindelijk leert fouten toe te geven. Of over Jay-Z’s ideeën over economische onafhankelijkheid, en hoe hij zijn eigen rijkdom ziet in combinatie met positie van de zwarte bevolking in Amerika. De ene website flext als de Weekend of Story, de ander laat er boeiende economische of zelfs filosofische visies op los. Alleen al de adembenemende video voor The Story of O.J., en de statements die in vrijwel elk beeld daarin gemaakt worden, bieden genoeg stof om het eindeloos over te hebben. Maar waar ik het hier over wil hebben, is dat net als Nas zijn Life Is Good, Jay’s 4:44 onmiskenbaar het album is van een man van middelbare leeftijd, die interessante dingen te melden heeft over wat er speelt in het leven van deze man van middelbare leeftijd.

De Jay-Z van 4:44 is niet geforceerd op trends aan het springen, aansluiting bij jongeren aan het zoeken en is evenmin zuur naar de nieuwe generatie aan het wijzen. Hij houdt bij zichzelf, en doet waar hij goed in is. Ook hij heeft de vrij unieke visie van een man die al sinds midden jaren ’90 meedraait zonder aan relevantie in te boeten, wat een pareltje oplevert als “All this old talk left me confused / You’d rather be old rich me or new you? / And old niggas, y’all stop actin’ brand new / Like 2Pac ain’t have a nose ring too”.

Het zou natuurlijk allemaal weinig uitmaken als het nergens naar klonk. Maar Jay-Z neemt op een kalme, relatief ingehouden toon een diepte-interview met zichzelf af, over een partij heerlijke vocale samples van No I.D.. Dat sommige daarvan verre van origineel zijn (wéér Sista Nancy’s Bam Bam, na Kanye’s Famous, en Lauryn’s zang op Fu-Gee-La, net als op Nas Album Done van Khaled en Nas) maakt niets uit, omdat de beatbakker uit Chicago ze zo chopt en flipt dat ze gewoon weer fris klinken. Het lijkt wel alsof hij juist een talent heeft om in de meest uitgekauwde samples iets te horen dat nog niemand anders hoorde. Dat talent had Dilla ook, en No I.D. is op deze plaat zeker schatplichtig aan diens magnum opus Donuts. Dat de dameskreun die hij laat horen na Jay’s “Ain’t no such thing as an ugly billionaire, I’m cute” in het nummer Family Feud dan ook exact dezelfde is als die Dilla vaak gebruikte, zal geen toeval zijn; een gevatte knipoog die voor de goed verstaander een gepast eerbetoon aan zijn inspiratiebron vormt.

Dat de vernieuwing in het genre, net zoals in de afgelopen decennia, vooral van jongeren met schijt aan de regels zal blijven komen, is gezond en zeer welkom. Het houdt hiphop levend. Maar dat er aan de andere kant van het spectrum eindelijk ook ruimte voor groei is, is minstens even welkom. Zowel Nas als Jay-Z hebben laten zien hoe je ook succesvol en boeiend oude-mannen-rap maken kunt, en daarom mogen we het na ruim veertig hiphop-historie jaar wel zeggen: onze geliefde jongerencultuur is eindelijk volwassen geworden.

Geplaatst door Jaap van der Doelen op 7 juli 2017