Generatiekloof? Deel 4: Graffiti

In deze serie blikken we terug op belangrijke wendingen die van invloed zijn geweest op de cultuur. Samen met een aantal oude rotten proberen we deze vermeende generatiekloof in beeld te brengen. Wat zijn de verschillen tussen vroeger en nu en welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen?

Kid Sundance benoemt dat je vroeger moeite moest doen om aan toffe muziek te komen. Je moest het eerst leren kennen en vervolgens was het nog niet met één muisklik beschikbaar. Voordat je jezelf dj mocht noemen, moest je over bepaalde vaardigheden beschikken, stelt DJ Optimus. Dat is minder geworden. Diggy Dex legt uit hoe de maatschappelijke tendens van vluchtigheid en onverschilligheid terug te horen is in rap. Moeite moeten doen versus toegang hebben tot praktisch alles. Hoe zien we dat terug in graffiti?

 

 

We praten met Emil van der Wijst, die in 1987 zijn eerste piece maakte. Met zijn bedrijf Decofiti laat hij, 26 jaar later, jongeren in aanraking komen met graffiti en de essentie ervan. Eind jaren 80 kon dat nog niet zozeer, leven van graffiti. Het werd dan ook nog niet in workshopvorm aangeboden.
Hiphop heeft zich niet enkel gemanifesteerd en ontwikkeld als cultuur, maar is een markt geworden. De opkomst van diverse technologieën zou leiden tot grote veranderingen in het genre zelf. De sound van de beats veranderde, iedere rapper kan tegenwoordig thuis opnemen en clips maken, dj’s beschikken door timecodesystemen over elke muziekbibliotheek die ze maar willen. Het gemak wordt groter, het ambacht verschuift. In graffiti is dat niet anders, stelt Emil: “In de jaren 80 werd er nog gespoten met autolak. Bepaalde merken waren beter dan andere, dat moest je zelf uitzoeken. Soms reden gasten er speciaal voor naar de bouwmarkt in Duitsland, omdat ze daar de juiste merken hadden.
Verder moest je alles zelf maken. Voor een fatcapeffect gebruikte je bijvoorbeeld het dopje van een deodorantbus."
Emil vertelt hoe hij zijn kleuren zelf moest mengen: “Met een buisje maakte je de caps van twee spuitbussen aan elkaar vast en zo kon je de verf van de ene bus in de andere gieten.” 
Charmant, maar omslachtig en daar speelt de industrie graag op in. In de jaren 90 richten merken als Montana en Belton zich specifiek op de graffitimarkt. Sindsdien zijn er spuitbussen te koop die qua kleuren oplopen in nummers. Van der Wijst: “Je hoeft het dus zelf niet meer te leren of uit te vinden. Het wordt aangedragen door de producent.”

 

Om nieuwe pieces te zien, moest je ook actie ondernemen. Deze waren enkel te vinden in het stadsbeeld, maar niet op één vaste plek. “Ik fietste door Eindhoven", illustreert Emil, “op zoek naar nieuwe werken van lokale helden als Ecstasy, ACE en PHET. Als je dan wat ontdekte, was het alsof je een schat gevonden had. Dat ging snel rond en liefhebbers sprongen direct op de fiets om te gaan kijken. In de openbare ruimte beleef je het ook echt. Niet te vergelijken met het scrollen door een map foto’s van pieces, dat nu steeds meer de norm lijkt.”
Schrijvers van wat verder weg leerde je ook via via kennen. Verzamelingen van losse vellen werden gekopieerd en verspreid. “Zo’n pakketje begon bijvoorbeeld in Nijmegen en kwam via Oss en Den Bosch in Eindhoven terecht. Aan de volgorde van de tags kon je zien welke weg het had afgelegd, want voordat je het kopieerde, zette je uiteraard je eigen tag erbij.”

 

 

Ook de daad op zich speelt een grote rol in die beleving, meent Emil. “Je kunt een piece fotoshoppen op iedere plek die je maar wilt. In principe lijkt het weinig uit te maken of het ook daadwerkelijk bestaat. Maar als je ergens op een lijpe plaats een richeltje ziet, waardoor je weet dat er wat lef voor nodig is geweest om op die plek een piece te zetten, geeft dat de beleving een extra dimensie.”
Aan die verschuiving van de openbare ruimte naar de computer is ook een sociaal aspect verloren gegaan; er zijn nog wel mensen – misschien nog wel meer dan vroeger – actief, maar niet meer per stad met elkaar verbonden. Het samen kijken naar werken is ook verschoven, dat gebeurt nu virtueel. Emil durft dan ook niet meer te spreken van een fysieke scene. “Toen ik begon, kwam ik met andere schrijvers elke vrijdag samen in Dynamo of in de Berenkuil. Daaruit ontstond een saamhorigheidsgevoel. Het was een soort verbond waar alleen wij vanaf wisten, zo voelde dat. In de treinenscene zie je dat nog een beetje; dat is een tamelijk gesloten wereldje, maar verder is dat in Nederland helemaal weg.”
De oorzaak van deze verschuiving zoekt Van der Wijst in het gigantische keuzeaanbod van tegenwoordig. De keuze aan verschillende subculturen is zo groot dat het moeilijker is om diepgang te bereiken en voor één ding te kiezen. Daarnaast, legt hij uit, is de keuze voor graffiti wellicht minder aantrekkelijk dan die voor andere elementen: “Van alle hiphopelementen is graffiti het meest gesloten onderdeel. Een graffitischrijver zal – in tegenstelling tot een rapper, dj of breaker die zichtbaar is op het podium en credits krijgt van een breed publiek – slechts gerespecteerd worden binnen een selectieve groep.”

 

Nu de overdracht van graffiti is verschoven naar de digitale wereld, is het minder noodzakelijk om bepaalde basistechnieken aan te leren. Die werden voorheen van mentor op leerling overgebracht. Nu wordt er bijvoorbeeld niet meer zo naar de compositie van een letter gekeken. Veelal worden effecten en filters gebruikt. “Het ziet er dan al snel goed uit, maar als je alle camouflage weghaalt, blijft er weinig kern over", vindt Van der Wijst. “Dat is te vergelijken met rap: je kunt iets tot in de puntjes bewerken, maar slecht ingerapt, blijft slecht ingerapt. Voor mij gaat het om die essentie, maar ik kan me heel goed voorstellen dat mensen tegenwoordig door al die camouflage het verschil niet meer kunnen zien tussen goed en slecht. Je kunt het ze ook niet kwalijk nemen. Je krijgt alles als hapklare brokken aangeleverd.”

 

 

KRS-One zei het al: het is belangrijk dat je ergens een ‘master’ in wordt, in plaats van dat je alles uitprobeert en een beetje kan. In eerste instantie lijk je daar ver mee te kunnen komen, maar de masters, die worden écht belangrijk. En die zorgen ervoor dat de boel in ontwikkeling blijft. Emil: “In een cultuur waarin alles al is uitgevonden, word je niet meer gedwongen om innovatief te zijn. Die ontwikkeling zit behoorlijk vast. Dat is natuurlijk een uiterste, waardoor er gelukkig ook wel weer een tegenbeweging ontstaat.”

Geplaatst door bowie op 6 november 2013