Beat Butcha werkt met veel mc’s uit de USA: “Ik moet ervan kunnen leven.”

De vorige keer dat we Beat Butcha spraken, was hij al hard op weg om met zijn producties naam te maken in de internationale hiphopscene. Inmiddels zijn we zes jaar verder en staat zijn muzikale carrière nog steeds volop in bloei. Hoewel wij hem hier in Nederland voornamelijk kennen van zijn producties voor Mr. Probz en Feis, mag ook zijn Britse en Amerikaanse succes niet worden vergeten. We spraken de uit Engeland afkomstige producer over zijn muziek, sound design en reisgedrag.

Voordat je begon met produceren was je dj. Wat voor tracks draaide je toentertijd?
Voornamelijk hiphop. Ik was sowieso into verschillende muziekstijlen voordat ik daarnaar luisterde, maar hiphop was de reden dat ik begon met dj’en. Ik hield van underground New York-rap, de Fat Beats-era. Mijn inspiratie kwam van Mobb Deep en Wu-Tang.

“De Britse media praten nu meestal over de grime-scene als ze het over hiphop hebben. Ze vergeten daarbij de andere beweging die gaande was.”

Hoe was de scene in Engeland toentertijd?
Het was tof. Je had rappers als Louis Parker, Blak Twang, Skinnyman en M.U.D. Family. De sound was heel sterk verbonden met underground New York-rap, maar onze rappers bereikten toentertijd de mainstream nog niet. In Londen had je twee grote platenzaken: Mr. Bongo en Deal Real. Bij Deal Real hielden ze grote cyphers. Engelse rap was nog echt een niche, maar ongeveer twee jaar later begon die generatie van rappers een beetje shine te pakken. Lo-Life Records was in die tijd het grootste label. De scene begon langzaamaan een beetje op te bloeien. Daarnaast werd ook grime steeds groter. De Britse media praten nu meestal over de grime-scene als ze het over hiphop hebben. Ze vergeten daarbij de andere beweging die gaande was.

Dus grime en de op de Amerikaanse sound geïnspireerde rap waren van elkaar gescheiden?
De scenes waren inderdaad volledig van elkaar gescheiden. Snobisme, dat is wat het was. Veel underground heads vonden grime niks, dus er ontstond een soort rivaliteit. Er was vooral veel kritiek op double-time rappen. De underground vond dat er in grime inhoudsloos werd gerapt en de teksten zouden niet technisch genoeg zijn. Vroeger werd er in grime verses meestal maar met één woord gerijmd, snap je? “Came through with a SKENG! / bla bla bla with a SKENG!” [Barst in lachen uit] Er waren ook genoeg mensen die slecht over grime spraken, maar die het stiekem wel hard vonden. Het was rauw man. Dat kan niemand ontkennen.

Produceerde je toen al voor die gasten?
Nee, zo snel ging het niet. Ik ging naar school in Engeland tot mijn zestiende. Daarna ben ik met mijn ouders hier in Nederland komen wonen voor mijn vaders werk. In die periode begon ik met dj’en. Hier heb ik Ciph ontmoet en mijn eerste tracks geproduceerd. Rond mijn twintigste verhuisde ik terug naar Engeland. Daar begon ik te werken voor Suspect Packages, een webshop voor Britse hiphopplaten. Toen pas begon het produceren voor Britse artiesten, maar ik werd al snel moe van de scene. Het werd erg hater-ish. Ik werd ook een beetje bitter van het werk. Het liefst wilde ik me fulltime op muziek focussen, maar ik durfde de stap niet te nemen. Er was nog geen duidelijke manier om te verdienen van rapmuziek in Engeland. Het was sowieso mijn droom om met Amerikaanse artiesten te gaan werken. Ik kreeg genoeg van de Britse scene vanwege een paar beefs, die belachelijk waren. Het werd me duidelijk dat veel mensen in de scene niet loyaal zijn. Op die manier kwam ik er in ieder geval achter wie mijn echte vrienden zijn. Ik besloot me op Amerika te richten. Via MySpace bouwde ik wat contacten op. Op die manier kreeg ik de kans wat tracks voor Amerikanen kunnen produceren. Vanaf toen ontstond er een sneeuwbaleffect. Via Brooklyn Academy – rest in peace Pumpkinhead – kwam ik in contact met Sean Price. De beat voor Battering Bars op zijn Mic Tyson album was eigenlijk bedoeld voor Pumpkinheads album. Er zijn veel van dat soort verhalen; door de contacten die ik via MySpace kon leggen heb ik veel mensen kunnen ontmoeten. Ik was bijvoorbeeld groot fan van G-Unit, dus ik zat veel achter hun team aan.

Je bent ook onderdeel van het collectief ‘Spread of Infection’, vooral bekend van producties en engineering voor Lloyd Banks. Hoe zijn jullie samengekomen?
Ik stuurde beats naar elke persoon die iets met G-Unit te maken had. Via Mazaradi Fox en Strike Sinatra kwam ik in contact met Tony Yayo. Ik maakte veel trips naar New York. Ik werd heel close met Jerm, ook lid van S.O.I. Hij werkte toentertijd veel met Lloyd Banks. De rest is geschiedenis man.

Je was lang fan van veel artiesten waarmee je nu gewerkt hebt. Hoe is het om zulke mensen te ontmoeten?
Tony Yayo ontmoeten was wel een beetje een head fuck, maar ik had er al zo hard voor gewerkt dat het niet zo raar voelde. Hem had ik al een paar keer over de telefoon gesproken. Aan de andere kant, de eerste keer in de studio met Mobb Deep, dat was echt de shit. De meeste mensen daar kenden me al vanwege al de beats die ik had uitgestuurd. Ik was niet echt ‘star struck’, maar vooral heel blij dat ik met ze mocht werken. In 2011 ben ik voor één jaar naar New York verhuisd. Destijds heb ik 75% van de Tony Yayo mixtape El Chapo geproduceerd. Na dat jaar is alles heel hard gegaan. Ik kon heel makkelijk netwerken.

Je blijft dus gewoon heen en terug gaan?
Ik ga inderdaad heen en terug sinds 2008. Ongeveer drie keer per jaar reis ik naar Amerika. Op het moment werk ik aan mijn green card, zodat ik voor onbepaalde tijd in LA kan wonen. Bijna alle artiesten waarmee ik werk zijn gevestigd in Amerika. Niet dat ik niet van niet-Amerikaanse rap houd, maar zo is het nu eenmaal gegaan.

Met wie werk je nu?
Er zijn tracks onderweg met Rick Ross (vandaag is er een collabo verschenen, track 13 op diens album Rather You Than Me, red.). Er komt een nieuw Prodigy album aan waar ik op sta. Ik heb dingen liggen met Jay Rock van TDE. Ook heb ik een track op het aankomende Lox album geproduceerd. Nog steeds veel gasten uit New York dus, maar ik doe veel coproductie voor producers in LA waarvoor ik samples componeer met de piano en de gitaar. Cardiak, Cardo, Ricci Riera van THC, dat soort mensen. In New York heb ik mijn boys Jerm en V. Don. Verder werk ik nog aan een paar dingen waar ik me nu nog niet over uit kan laten. Op het moment ben ik bezig met een potentieel managementcontract in de VS, en ik ben rond aan het kijken voor een nieuwe publishing-deal.

“Ik ga waar het geld is. Ik moet ervan kunnen leven.”

Wat is het grootste verschil tussen werken met Europese artiesten versus werken met Amerikanen?
Het soort hiphop dat ik maak, wordt in Europa al vrij snel gezien als underground. In de VS kan die muziek nog enigszins commercieel gaan. Rick Ross of 50 Cent kan bijvoorbeeld op mijn beat rappen en dan komt het album alsnog in de Billboard Top 10. Daarvoor zijn de markten in het Verenigd Koninkrijk en Nederland te klein. Hoewel ik ook van Europese artiesten houd, ga ik waar het geld is. Ik moet ervan kunnen leven.

Over inkomstenbronnen gesproken, naast je productiewerk verkoop je drumkits en doe je sounddesign. Hoe ben je daarin gerold?
In de tijd voordat ik in New York ging wonen, toen ik nog veel op en neer ging, ging het financieel niet zo lekker. Alkota, de eigenaar van The Drum Broker (webshop voor drum samples en sound design, red.) vroeg me of ik een drumkit wilde verkopen. Destijds werd ik vaak benaderd door producers die me om advies vroegen en ik had geld nodig, dus ik dacht ‘Fuck it.’ Alkoto zei: ‘Zet een paar sounds uit je collectie in een map. We bieden ze op de site aan voor 25 dollars en we zien wel hoe het loopt.’ Dat heb ik gedaan, en de eerste kit deed het belachelijk goed. Sindsdien zijn we gewoon doorgegaan.

“In plaats van dat producers een oude plaat gebruiken waarvan ze de rechten niet kunnen krijgen, kunnen we de taart gewoon 50/50 splitten.”

Wat vind je van de producties van andere producers met jouw sounds erin?
Ik heb mijn sounds in grote tracks gehoord. Dat voelt goed man. Doordat ik hoor dat producers uit Kanye’s en Dr. Dre’s kampen ze gebruiken, besef ik dat het haalbaar is om met mensen van dat kaliber te werken. In de eerste kits die ik dropte, zaten gewoon sounds uit mijn collectie. Nu maak ik die sounds zelf.

Wat kun je vertellen over je sample packs?
Ik maak composities. Ik componeer stukken muziek, beats zonder beats dus eigenlijk. Akkoorden, gitaren en opeenvolgingen van harmonieën. Die stuur ik naar andere producers om beats van te maken. In plaats van dat ze een oude plaat gebruiken waarvan ze de rechten niet kunnen krijgen, kunnen we de taart gewoon 50/50 splitten. Het is een mooie manier om gebruik te maken van mijn netwerk en daarvan te profiteren. We helpen elkaar. Ze hoeven geen 50-jarige mannen te betalen om hun oude liedjes te spelen; je kunt de muziek maken met iemand van dezelfde mindstate. Ik kwam op het idee door Frank Dukes. Toen ik vaak in New York kwam, rond 2009, zag ik hem het doen. Ik vond het gelijk sick. Het is niet altijd inspirerend om een hiphopbeat te tikken, want er zijn te veel regels. Als je componeert, kun je je creativiteit helemaal loslaten. Het is een geweldige uitlaatklep.

Het lijkt me best moeilijk om al die sounds, waar je hard voor werkt, los te laten.
Hoe ik er nu over denk, ik kan er nog duizenden bij maken. Anderen kunnen dat niet. De kennis die het vergt, zullen de meeste kopers nooit hebben. In dat opzicht vind ik het niet zo moeilijk om de sounds te laten gaan. Er zijn ook genoeg mensen die mijn muziek leren kennen via mijn soundpacks. Het betekent dat ik van mijn naam kan profiteren zonder dat ik op geld van labels hoef te wachten. De royalties van de drumkits komen de eerste van de maand binnen en ik weet dat het een bepaald bedrag is. Daarmee betaal ik mijn rekeningen. Alles wat ik daarbovenop kan pakken, is mooi meegenomen.

Geplaatst door bowie op 17 maart 2017